maandag 3 oktober 2011

Geef je eigen hotspot aan op de interactieve kaart

Op de website van de nacht van de nacht kun je nu melding doen van hinderlijke lichtsituaties of energieverspilling. Op een interactieve kaart worden alle hotspots getoond.

http://www.laathetdonkerdonker.nl/Lichthinderkaart.aspx

De nacht van de nacht is dit jaar op 29 oktober. In het land vele activiteiten te doen. Kijk hiervoor op de onderstaande website.

http://www.laathetdonkerdonker.nl/

maandag 8 augustus 2011

Verslag startoverleg handreiking aanpak lichthinder

In 2011 wordt vervolg gegeven aan de regionale lichtvisie, namelijk het opstellen van een Handreiking aanpak lichthinder.

In het kader van de regionale duurzaamheidsagenda is overleg met de contactpersonen lichthinder van de gemeenten in de regio gevoerd. Doel van het overleg is om overeenstemming over de inhoud van een lichtbeleid of handreiking voor de aanpak van lichthinder in de leefomgeving te krijgen. Navolgend is een uiteenzetting van de besproken punten weergegeven.

Handreiking aanpak lichthinder in de leefomgeving
In het kader van verminderde regeldruk van de overheid is door het algemeen bestuur van het RMB aangegeven een meerwaarde te zien in een handreiking lichthinder in plaats van vast te stellen lichtbeleid. Vanuit de werkgroep is deze wens ook naar voren gekomen. Gezien het beperkt aantal situaties die met bestaande middelen (zoals de richtlijnen van de NSVV) niet zijn aan te pakken, ligt het niet voor de hand het instrument beleid in te zetten.

De behoefte is uitgesproken, met name vanuit de onbekendheid met dergelijke middelen, om een inventarisatie van de mogelijkheden voor de aanpak van lichthinder te maken. Afgesproken is om een concrete handreiking te maken hoe in bepaalde situaties de bestaande middelen ingezet kunnen worden.

Vraagstukken
In het overleg zijn de navolgend beschreven vraagstukken naar voren gekomen. De handreiking dient hier op in te gaan.

NSVV richtlijnen
De NSVV richtlijnen geven grenswaarden voor de maximaal toegestane lichthoeveelheid in bepaalde situaties. Dit geldt voor bronnen als sportvelden, reclameverlichting, aanlichten van gebouwen, terreinverlichting, enzovoorts. In de richtlijnen is een gebiedsgerichte aanpak opgenomen. In zones waar weinig verlichting aanwezig is, zoals natuurgebieden, gelden strenge grenswaarden. In stedelijke gebieden waar activiteiten in de avond en nacht plaatsvinden, gelden soepelere normen. De grenswaarden in de
richtlijnen zijn voor verlichtingssterkte (lichtinval), lichtsterkte (heldere armaturen), luminanties (helderheid van oppervlakken) en opwaartse lichthoeveelheid.

Onlangs is deel 5 van de richtlijn uitgekomen, die over de openbare verlichting gaat. Waar de NPR-richtlijn Openbare verlichting met name ingaat op de kwaliteit van het te verlichten gedeelte, gaat de NSVV-richtlijn in op ongewenste neveneffecten hiervan. Denk hierbij aan hoge lichtniveaus bij omwonenden.
De richtlijnen zijn te bestellen via de website van http://www.nsvv.nl.

Bestemmingsplan
Bij het projecteren van woningen in het verlengde van een T-splitsing kan lichthinder optreden vanwege koplampen van auto’s die direct naar binnen schijnen. In het bestemmingsplan kan dit bijvoorbeeld gereguleerd worden door hier geen bouwblok te projecteren. Een andere mogelijkheid is om een eenrichtingsweg te maken.

Reclame van bedrijven
Mogen in het kader van WABO maatwerkvoorschriften opgesteld worden voor bijvoorbeeld de luminantie van reclame? In de handreiking wordt ingegaan op het stellen van maatwerkvoorschriften voor lichthinder.

Gelijkheid aanpak van bedrijven en bij particulieren
Omdat bedrijven eerder in aanraking komen met milieuwetgeving, is het mogelijk onrechtvaardig om lichtbronnen bij particulieren toe te staan. Denk hierbij aan skybeamers of verlichting van de tuin.

Aanpak skybeamers
Op basis van welke klachten is het verbieden van skybeamers nodig en hoe wordt dit vastgelegd? De skybeamers worden door bewoners niet mooi of onwenselijk gevonden, want geassocieerd met een disco of andere uitgaansgelegenheid. Piloten kunnen worden gehinderd en ook het wegverkeer raakt afgeleid. Dit heeft zelfs tot verkeersongelukken geleid. Middels de APV of maatwerkvoorschrift kan een verbod worden opgelegd.

Juridische risico’s
Als gekozen wordt voor een bepaalde aanpak, zoals het opstellen van maatwerkvoorschriften of APV aanpassen of het toepassen van de NSVV-richtlijnen, wat is dan het afbreukrisico? In de handreiking wordt hierop ingegaan. Ook wordt ingegaan op wat belangrijke afwegingscriteria zijn voor het al dan niet toepassen van de middelen. Als voorbeeld: voor een jarenlange bestaande situatie, waarbij maatregelen om te voldoen aan de grenswaarden erg duur zijn, afwijken van de grenswaarden.

Handhaafbaarheid van grenswaarden
Hoe kunnen situaties waarvoor bijvoorbeeld geen milieuvergunning nodig is, worden gehandhaafd. Denk hierbij aan reclame aan lichtmasten of bronnen bij particulieren of kleine bedrijven.

Gezondheid
Welke gezondheidseffecten zijn te verwachten bij lichthinder in de leefomgeving? In de handreiking wordt hier op ingegaan
Gevolgen van slechte aanpak
In de handreiking wordt ingegaan op wat de gevolgen kunnen zijn als geen adequate aanpak wordt uitgevoerd. Denk hierbij aan klachtensituaties, beperking van nieuwe ontwikkelingen in de buurt van bronnen.

Handreiking voor initiatiefnemers
In de handreiking komt een beknopte uitleg voor initiatiefnemers waarin is aangegeven waarop gelet moet worden bij ontwikkeling van potentiële lichthinderbronnen. Door vooraf aan te geven welke eisen de gemeente stelt, kunnen o.a. kosten bespaard worden.

Ter kennisgeving
De gemeente Uden beschikt over een beleid openbare verlichting die is te vinden op de website http://www.uden.nl. Philip Sonke heeft het beleidsplan openbare verlichting van de gemeente Veghel gemaild. Dit beleid is op te vragen bij Stefan Hermsen of Philip Sonke. Het is te groot om iedereen toe te mailen. In beide beleidsstukken wordt ook ingegaan aspecten van lichthinder en te raadplegen voor het opstellen van de lichthinderhandreiking.

Het NOC NSF en ook het NSVV heeft aanbevelingen voor lichtniveaus op sportvelden opgesteld die kunnen worden toegepast voor verschillende buitensporten.

Er is diverse (deels gratis) lichtberekeningssoftware te krijgen. Voorbeelden zijn:
Lichtberekeningsprogramma Plesir Reality Lite is een gebruiksvriendelijke softwarepakket voor het berekenen van buitenverlichting Wij stellen het lichtberekeningsprogramma Plesir Reality Lite graag kosteloos aan onze relaties ter beschikking. In dit programma zijn alléén armaturen van Indal opgenomen. http://www.indal.nl

Lichtberekeningsprogramma Dialux is gratis te downloaden en te gebruiken. In het programma kunnen verschillende aanbieders van armaturen en lampen worden gekozen. http://www.dial.de

Planning
Het verslag wordt rondgemaild voor commentaar en ter informatie. Na de zomer wordt de hand gelegd aan de eerste versie van de handreiking. Eind september of begin oktober wordt deze versie voorgelegd aan de werkgroep.

Vervolg
Na het opstellen van de handreiking aanpak lichthinder kunnen gemeenten op individueel niveau besluiten beleid op te stellen. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de uitrol van de handreiking. Op de website van het RMB zal de handreiking beschikbaar zijn.
Gemeenten die graag een inventarisatie van knelpunten willen uitvoeren, kunnen contact opnemen met het RMB. Het RMB heeft een aanpak ontwikkeld om deze knelpunten in beeld te krijgen, waarbij tegelijk gemeentemedewerkers mee kunnen lopen om gevoel bij de materie te krijgen.

Afsluiting
Aanwezigen worden bedankt voor hun aanwezigheid en bijdrage. Het verslag zal worden rondgemaild.

Regionale lichtvisie Noordoost Brabant

Naar aanleiding van de ambitie om in 2014 een actueel (gebiedsgericht) beleid voor licht te hebben, heeft het RMB in samenwerking met de RMB-gemeenten in dit document de regionale visie op lichthinder beschreven. De visie is de eerste stap om te komen tot een lichtbeleid. De doelstelling van de regionale lichtvisie is het concreet maken van de problematiek bij de huidige aanpak, het formuleren van een ambitie en het richting geven van het nader op te stellen beleid. In het kort komt het op neer dat:
• de toepassing van kunstlicht niet mag leiden tot onacceptabele lichthinder bij omwonenden, weggebruikers, astronomen, natuurliefhebbers en flora en fauna;
• met een preventieve, pro-actieve houding van gemeenten nieuwe hindersituaties worden voorkomen;
• bestaande situaties bij klachten degelijk worden onderzocht en indien sprake is van lichthinder adequaat opgelost;
• de gemeente in situaties waar het zelf verantwoordelijk voor is nieuwe technieken toepast mits doelmatig en nuttig;
• de gemeente een informatieve rol aanneemt (handreiking, website, weblog, richtlijnen);
• observatoria beschermd worden tegen lichtvervuiling in de directe omgeving.

Stuur een e-mail om een digitaal exemplaar van de regionale lichtvisie te ontvangen.

dinsdag 30 november 2010

Lichthinderbijeenkomst NO Brabant, inspirerend en vernieuwend

Op 29 november kwam een aantal gemeenten bijeen om gezamenlijk te werken aan de regionale visie op lichthinder, bij Sterrenwacht Halley te Heesch.

Op maandagavond 29 november, vond er een interessante bijeenkomst over het thema ‘lichthinder’ plaats. De effecten van dit thema werden besproken door de consultants van bureau Lichtconsult.nl en vervolgens werd er door twee groepen gewerkt aan de regionale visie op lichthinder. De avond werd afgesloten met een interessante tour door de Sterrenwacht.



Toepasselijke locatie
Qua locatie is er naar een plek gezocht die aansloot bij het thema, en is er gekozen voor het toepasselijke ‘Sterrenwacht Halley’ te Heesch/Vinkel. Een ambitieuze rit gezien de omstandigheden, maar de gevaarlijke capriolen op onverharde, onverlichte wegen werden meer dan beloond. Ondanks de winterse omstandigheden was het (bijna) iedereen gelukt om op tijd te zijn.

Presentaties Lichtconsult
Na de introductie van Stefan Hermsen werden de deelnemers meegenomen in de presentatie van Lichtconsult; een lichttechnisch bureau dat gespecialiseerd is in lichttechniek en lichthinder. Johan G. Smits van Lichtconsult gaf een boeiende presentatie over het thema Lichthinder. Vanuit zijn jarenlange kennis en expertise gaf hij inzicht in het ontstaan van lichthinder, de gevolgen en de eventuele oplossingen voor het probleem. Hij wees ons op de richtlijnen van de NSVV. Deel 1 bevat algemene richtlijnen en richtlijnen voor sportvelden voor wat aanvaardbare niveaus zijn bij omwonenden. Deel 2 handelt over terreinverlichting, deel 3 over aanstraling van gebouwen en objecten en deel 4 gaat over reclameverlichting. Op dit moment wordt hard gewerkt aan deel 5, openbare verlichting. Met name de verticale verlichtingssterkte en de puntwaarde (lichtsterkte) zijn te beoordelen grootheden ter bepaling van hinder.

In de presentatie werden enkele voorbeelden van situaties geschetst waarin het gebruikte licht zowel als wenselijk als onwenselijk te beschouwen is. De bottom line zat ‘m vooral in de communicatiepoot van lichttrajecten; hij gaf dan ook als advies aan de gemeenten mee om partijen zo vroeg mogelijk te informeren over de randvoorwaarden van een plan om lichthinder te voorkomen en initiatiefnemers niet alleen een verlichtingsplan te laten aanleveren maar ook een lichthinderplan.



Na de presentatie van Johan, ging zijn zoon Koen Smits verder in op het onderwerp ‘Ledverlichting in de openbare ruimte’. Hij vertelde over de verschillen tussen mesopisch, fotopisch en scotopisch zicht en gaf aan dat met het afstemmen van de lichtkleur op het menselijk zicht, met lage lichtniveaus (lux) veel zicht te bereiken is. Als kanttekening voegde hij nog wel toe dat rekening gehouden dient te worden met het vergelen van de lens naarmate de mens ouder wordt. Daarmee verandert ook de kleurgevoeligheid. Daarnaast heeft elke diersoort zijn eigen kleurgevoeligheid en zal dan van een toepassing meer of minder hinder ondervinden. In de praktijk worden al groene lampen van Innolumis toegepast. Bij het ontwerp dient dan wel rekening gehouden te worden met harde licht/donker overgangen met conventionele straatverlichting.

Tweede aandachtspunt die Koen aanhaalde was de levensduur van led-verlichting. Naarmate een ledlamp ouder wordt, wordt de lichtopbrengst minder. Dit kan gecompenseerd worden door bijvoorbeeld meer vermogen aan de lamp te geven zodat de kwaliteit gelijk blijft. Een goede maat om lampen te kunnen vergelijken is het aantal lumen per Watt. Hij gaf de volgende voorbeelden:
· ledlamp: 60-70 lm/W
· CLFi (campactlamp): 60-70 lm/W
· TL5/TL8: 80-90 lm/W
· CPO-TW (master white): 90 lm/W
· SOX (lage druk natrium): 120 lm/W
Leds zijn niet per definitie duurzaam en dienen ontworpen te worden met een koellichaam of -medium.

Tot slot gaf hij nog een checklist om de toepassing van ledverlichting te vergelijken met andere methoden:
· bepaal het aantal lumen/Watt
· bepaal de levensduur bij 10% uitval
· vergelijk de kleurweergave index (CRI) met die van CFLi of CPO lampen
· bepaal of de kleurtemperatuur overeen komt met de gewenste temperatuur
· laat een lichtplan opstellen

Regionale lichtvisie
Vervolgens werd er door twee groepen gewerkt aan de regionale visie op lichthinder. Met de uitkomsten van deze brainstorm kunnen er concrete plannen worden opgesteld om het probleem effectief aan te pakken binnen de RMB-regio. De uitkomsten van deze brainstorm zullen in het eerstvolgende RMBericht kenbaar worden gemaakt.




De bijeenkomst werd afgesloten met een interessante rondleiding door de Sterrenwacht. Vrijwilliger Ferry Bever van Sterrenwacht Halley vertelde zo enthousiast over de verschillende planeten, melkwegen en het ISS station, dat het ongemerkt al bijna middernacht was...een mooie afsluiting van een boeiende avond!

maandag 15 november 2010

Lichtbijeenkomst regio NO-Brabant 29-11-2010

Voor de ambtenaren die in de RMB-regio Noordoost Brabant met het thema lichthinder bezig zijn of interesse hebben, organiseert het RMB een lichtbijeenkomst. Graag willen wij u uitnodigen voor deze interessante (avond)bijeenkomst over lichthinder, op maandagavond 29 november a.s. In de bijlage vindt u de uitnodiging en het volledige programma. De avond vindt plaats op een toepasselijke locatie, bij Sterrenwacht Halley te Heesch (Halleyweg 1, 5383 KT).

U kunt zich opgeven tot donderdag 25 november, wij zien uw aanmelding graag tegemoet!



vrijdag 5 november 2010

Licht in de ruimtelijke ordening

De Handreiking Ruimtelijke Ordening en Milieu is voor iedereen die zich bezig houdt met ruimtelijke ordening en met de planning ervan. De Handreiking Ruimtelijke Ordening en Milieu is een initiatief van de VROM-Inspectie en is de opvolger van de succesvolle Inspectiewijzer Bestemmingsplannen uit 1994. De Handreiking presenteert op een heldere wijze onderwerpen uit de ruimtelijke ordeningspraktijk waar de relatie ruimtelijke ordening en milieu aan de orde is. Hieronder zijn de voor licht relevante passages opgenomen, dit zijn:
  • de essentie
  • kans op effecten bij mensen en dieren
  • wetgeving, beleid en richtlijnen
  • licht in het bestemmingsplan

 
Voor meer informatie over de handreiking, zie de website van Infomil.

 
Essentie
Kunstmatige verlichting komt voor bij (autosnel)wegen, fietspaden, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, glastuinbouwbedrijven, sportterreinen (maneges, golfbanen, tennisbanen, voetbalvelden e.d.). In essentie worden de negatieve effecten door lichthinder bepaald door enerzijds de aard, intensiteit en duur en plaats van de verlichting en anderzijds door de kans op blootstelling, die gerelateerd is aan de omgeving en de leefwijze van mens en dier. Bij de mens ligt dit nog iets ingewikkelder dan bij dieren. Juist omdat de mens verlichting gebruikt om activiteiten te ontplooien waarbij het goed kunnen zien belangrijk is.

 
Hinder bij mensen komt doordat men zich soms niet kan onttrekken aan het aanwezige kunstlicht, bijvoorbeeld vanwege ploegendienst, (straat)verlichting voor het huis c.q. slaapkamer en kunstmatige verlichting buiten het van nature aanwezige licht. Dit terwijl de mens in kwestie dit wel graag zou doen. Bijvoorbeeld om te kunnen uitrusten. De afwezigheid van (kunst)licht lijkt een essentiële rol te spelen bij dit "uitrusten".

 
Melatonine
Het hormoon melatonine is tot dusverre bij alle levende wezens aangetroffen. De afscheiding van melatonine gebeurt bij mens en zoogdieren via de epifyse. Het speelt een sleutelrol bij de synchronisatie van de biologische klok met de buitenwereld. Daarnaast vervult het hormoon ook een herstelfunctie. Melatonine is een antioxidant. En blijkt daarbij beter te functioneren dan de vitaminen C, E en A. Melatonine heeft hierdoor een grote invloed op het neutraliseren van vrije radicalen (Alterra-rapport 778, Molennaar J.G. de, 2003).

 
De afscheiding van melatonine wordt beïnvloed door de aanwezigheid van licht. Het aanwezige lichtspectrum gecombineerd met de verlichtingssterkte is daarbij sturend in de te verwachten effecten. Met name kortgolvig licht kan bij een lage drempel al negatieve effecten hebben voor melatonine. Bijvoorbeeld blauwgroen licht kent dit effect al tussen 0,2 en 5 lux.

 
Relatief risicovolle locaties voor mensen en dieren
Relatief risicovolle locaties zijn wat dieren betreft niet veel anders dan bij mensen. Het verschil is dat juridisch gezien er feitelijk meer rekening gehouden moet worden met dieren. Hieronder zijn de wettelijke beschermingsmogelijkheden en de te beschermen gebieden overzichtelijk weergegeven.

 
Juridisch en inhoudelijk:
  • Habitat- en Vogelrichtlijngebied
  • De Ecologische Hoofdstructuur (kerngebieden, ontwikkelingsgebieden en verbindingszones)
  • Natuurreservaten en Nationale Parken
  • Gebieden met Rode-Lijstsoorten
  • Gebieden met planologisch erkende natuurwaarden
  • Wet milieubeheer (o.a. Activiteitenbesluit en Besluit glastuinbouw)
  • Bestemmingsplan (Wet ruimtelijke ordening) onder andere voor de vastlegging van de beschikbare ruimte voor de mens en de hiervoor genoemde natuurgebieden

 
Inhoudelijk, in aanvulling, zowel voor de verstoring van bioritmen door verlichting als voor directe reacties op verlichting (hinder, afstoting, aantrekking, verbinding):
  • Open gebieden
  • Gevarieerde, kleinschalige landschappen, in het bijzonder die met lokale vochtige biotopen, en die met structuren (heggen, houtwallen, sloten e.d.) welke als verplaatsingsroutes voor de fauna fungeren
  • Het landelijke gebied
  • Specifieke woonwijken (o.a. voor de mens)
  • Wat ontregeling van de oriëntatie aangaat, komt hier nog bij:
  1. Migratiebanen van vogels
  2. Seizoensmigratie (stuwing langs de kust, maar ook in het buitenland langs grootschalige landschappelijk-geomorfologische structuren)
  3. Dagelijkse pendelbewegingen (aan de kust en in het binnenland, tussen foerageergebieden en broed-, slaap- en overtijingsplaatsen)
  4. Trekroutes van salamanders en padden.
Effectafstanden
In het voorgaande ontbreekt een voor de praktijk essentieel gegeven. Dat is de schaal waarop effecten zich kunnen manifesteren: de effectafstand. Over effectafstanden is nog relatief weinig bekend. Dat is ook niet verbazend. Het zal duidelijk zijn dat die afstand afhankelijk is van een complex van variabelen:
  • de kenmerken van de verlichting (zoals verlichtingsintensiteit, spectrale samenstelling, vorm van de armatuur, etc.)
  • de situatie waarin de verlichting plaats vindt (de transparantie van het landschap)
  • het dier/mens.

 
In de onderzoekliteratuur worden tot dusverre effectstanden van honderden meters gemeld. Voor bijvoorbeeld de afstotende werking van moderne, UV- en blauwwarme wegverlichting:
  • op broedende grutto’s omstreeks 300 meter, en op termijn vermoedelijk meer
  • op amfibieën tot enkele honderden meters
  • op insecten honderden meters tot meer dan een kilometer
  • voor de aantrekkende werking op terrestrische zoogdieren (bunzing, hermelijn, vos) in elk geval meer dan 100 meter.

 
De hinder van de oppervlaktehelderheid van sterke lichten (inkijk) kan zelfs vele kilometers ver reiken. Voor de zichtbaarheid en effecten van air glow (boven bijvoorbeeld kassen en industrieterreinen) geldt eveneens dat deze afhankelijk van de weersomstandigheden vele kilometers ver reikt (Alterra-rapport 778, Molennaar J.G. de, 2003).

 
Preventie en mitigratie
Uitgangspunt bij preventie en mitigratie is: verlicht niet als het niet nodig is, dus alleen als er geen alternatieven zijn. Bij gebruik van verlichting:
  •  scherm de lichtbron af, zodat deze niet direct zichtbaar is
  •  verlicht alleen met geringe oppervlakte helderheid van de lichtbron
  •  gebruik alleen betrekkelijk langgolvig licht
  •  gebruik bij verlichting niet meer licht dan nodig is: verlicht alleen wat verlicht moet worden en zolang als het verlicht moet worden
  •  vermijd de risicogebieden.
Bij de regels voor preventie en mitigratie speelt ook energiebesparing een rol. Niet verlichten kost geen energie en dus geen geld; bij alternatieve verlichting kun je energie besparen. De besparing is dan afhankelijk van de situatie.

 
N.B. Verlichtingskunde is een wetenschap op zich. Een alternatief is niet altijd een andere lamp. Per situatie moet beoordeeld worden wat de functie van licht ter plekke is en of lichtspreiding nodig is of niet. Vooral voor de situatie binnenshuis is lichtspreiding een vereiste teneinde een egaal verlichtingsniveau te kunnen bereiken.

 
Kans op effecten
De kans dat er negatieve effecten door kunstlicht ontstaan blijkt bij mens en dier te worden veroorzaakt door vrijwel dezelfde soort omstandigheden. De kans op het optreden van verstoring van bioritmen bij mensen is groter naarmate:
  •  het licht meer kortgolvige straling (blauw tot UV) bevat;
  •  de lichtintensiteit sterker is
  •  de verlichting grootschaliger is;
  •  de verlichting langduriger is en de blootstelling een groter deel van de ancht beslaat en over een langere periode voortduurt;
  •  de kans op blootstelling toeneemt door de mogelijkheden om het licht buiten te sluiten (afschermen, blinderen) en de effectiviteit daarvan beperkter zijn, dan wel de behoefte of noodzaak om een bepaalde activiteiten te verrichten binnen een verlichte ruimte sterker is;
  •  de kans verder mede afhankelijk van individuele verschillen in daggevoeligheid en in leefwijze en dagindeling (ochtendmens vs avondmens).

 
Bij dieren is de kans op het optreden van verstoring van bioritmen groter naarmate:
  • het licht meer kortgolvige straling (blauw tot UV) bevat;
  • de lichtintensiteit sterker is
  • de verlichting grootschaliger is;
  • de verlichting langduriger is en de blootstelling een groter deel van de ancht beslaat en over een langere periode voortduurt;
  • de kans op blootstelling toeneemt door:
      o ten opzichte van de verlichte ruimte een relatief kleiner leefgebied heeft;
      o een groter deel van het jaar ter plekke aanwezig is en actief is. Dieren die in de tijd met de meeste verlichting (winter) afwezig zijn (wegtrekkers) of voor verlichting onbereikbaar zijn (winterslaap) lopen gering tot nauwelijks risico;
      o voorkomt in een landschap dat opener c.q. transparanter is en minder verborgen leefwijze vertoont;
      o meer door verlichting wordt aangetrokken. Het loopt dan overigens eerder andere risico’s

 
De kans op het optreden van directe reacties (hinder, afstoting, aantrekking, verblinding) bij mensen neemt toe volgens de eerder genoemde punten en is groter naarmate:
  •  de sterkte van de lichtbron (d.w.z. de oppervlaktehelderheid) groter is.
  •  de lichtbron hoger geplaatst is en meer alzijdig uitstraalt (m.b.t. zichtbaarheid, kans op optreden van air glow);
  •  de achtergrondverlichting relatief zwak of afwezig is (sterker contrast tussen het verlicht gebied en de omgeving daarbuiten);
  •  het landschap opener (c.q. transparanter/lichtdoorlatender) is;
  •  de behoefte om een bepaalde activiteit te verrichten binnen een gebied waar de lichtbron zichtbaar is, vanwege de eigen kwaliteiten van dat gebied groter is (bijv. ontspanning);
  •  de mogelijkheden om zich binnenshuis te onttrekken, om wat voor reden dan ook, beperkter zijn;
  •  de nachten donkerder zijn (bewolkte hemel nieuwe maan);
  •  en de begrenzing van de verlichte ruimte door de aard van de lichtbron en/of de aanwezigheid van lichtonderbrekende obstakels scherper is;
  •  bij het individu meer sprake is van het type ‘ochtendmens’(versus ‘avondmens);
  •  de verlichting minder ‘contextueel’is, d.w.z. minder bij de omgeving ‘past’ of wordt verwacht (verlichting in natuurgebied > verlichting in de stad);
  •  in de individuele belevingswereld, op grond van kennis, ervaring en beoordeling van doel, nut en noodzaak van verlichting, etc., meer sprake is van associatie met minder gewenste zaken.

 
De kans op effecten voor dieren (hinder, afstoting, aantrekking, verblinding), stemt in verregaande mate overeen met die voor de mens, afgezien van waar het bewustzijn van de mens in het geding is. De kans is groter naarmate:
  •  het licht blauwiger/violetter is;
  •  de sterkte van de lichtbron (d.w.z. de oppervlaktehelderheid) groter is;
  •  de lichtbron hoger geplaatst is en meer alzijdig uitstraalt;
  •  het contrast tussen die sterkte en de omgeving buiten het door de lichtbron verlichte gedeelte (de achtergrondverlichting) groter is;
  •  het landschap lichtdoorlatender (opener, transparanter) is;
  •  de behoefte of druk om een bepaalde activiteit te verrichten binnen een gebied waar de lichtbron zichtbaar is vanwege de eigen kwaliteiten van dat gebied groter is (idem bijv. beschikbaarheid van voedsel);
  •  de mogelijkheden om zich te onttrekken door uit te wijken naar geschikte, niet of onvolledig bezette biotopen elders beperkter zijn;
  •  het dier mobieler is (groter leefgebied/ actieradius) en/of periodiek meer trekt of zwerft (tref- of confrontatiekans groter);
  •  het dier mobieler is (groter leefgebied/ actieradius) en/of periodiek meer trekt of zwerft (tref- of confrontatiekans groter);
  •  de nachten donkerder zijn (bewolkte hemel nieuwe maan) en achtergrondverlichting afwezig is of relatief zwak is.

 
De kans op optreden van ontregeling van de oriëntatie bij dieren is in de praktijk reëel en afhankelijk van de omstandigheden min of meer incidenteel aanzienlijk. In het algemeen is de kans het grootst bij bewolkte hemel, nevelig weer (door lichtverstrooiing ontstaan van koepel van oranjeachtige lichtweerschijn), nieuwe maan en eerste kwartier (duistere nacht). Specifiek bij vogels is de kans op het optreden van de ontregeling van de oriëntatie het grootst bij:
  • grootschaliger verlichting (glastuinbouwconcentraties, grote industrieterreinen, steden);
  • hogere lichtintensiteit en langduriger verlichting;
  • ook laaghangende bewolking en sterke tegenwind.
Voor amfibieën is ook bij kleinschalige, lokale verlichting en met een lagere lichtintensiteit de kans op het optreden van effecten groot.

 
Wetgeving
Strikte normen met afstandsbepalingen zijn niet voorhanden. De regelgeving die voorhanden of in voorbereiding is, richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht.

 
Specifiek voor bestemmingsplannen is voor sommige activiteiten Hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer nog van toepassing. Bijvoorbeeld voor grote projecten waarbij lichthinder kan ontstaan, is (kunst)licht een van de milieuaspecten waarop het een en ander moet worden afgewogen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan (auto)wegen, grote oppervlakten met kassen, grote woningbouw projecten, stadsontwikkelingsprojecten of industrie gebieden. Zie hiervoor het onderdeel milieu-effectrapportage.

 
Voor vergunningplichtige bedrijven geldt in het algemeen dat zij niet mogen bestaan zonder omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen ogevingsrecht (2.1 lid 1 onder e Wabo). Eventuele hinder door kunstverlichting van een bedrijf is dan geregeld via een omgevingsvergunning. In plaats van een omgevingsvergunning kan ook een Algemene Maatregel van Bestuur gelden voor een bedrijf (8.40 Wet milieubeheer). Dit houdt concreet in dat voor een aantal bedrijven van rechtswege het een en ander (onder andere lichthinder) geregeld is.

 
Specifieke regels over kunstlicht zijn opgenomen in:
  • het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
  • het Besluit glastuinbouw
  • het Besluit landbouw milieubeheer.

 
Deze algemene regels gelden dus naast wat geregeld is in een bestemmingsplan. De strekking van de voorschriften is dan als volgt:
  • lichthinder wordt voorkomen en als dat echt niet mogelijk is wordt het tot een aanvaardbaar niveau beperkt
  • de verlichting van gebouwen en van open terrein(en) van de inrichting, inclusief de verlichting ten behoeve van reclamedoeleinden, wordt zodanig uitgevoerd dat directe lichtinstraling op lichtdoorlatende openingen van woon- of slaapvertrekken, in gevels of daken van woningen wordt voorkomen
  • gedurende een specifiek tijdspad is de verlichting uit of niet-zichtbaar (bijvoorbeeld bij assimilatiebelichting en verlichting bij sportvelden e.d.)
  • naast de omgevingsvergunningplicht op grond van de Wabo is er mogelijk ook nog een vergunningplicht op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. Zeer kort samengevat is een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig als voor een activiteit significant negatieve gevolgen worden verwacht. Als beide vergunningplichten gelden voor één project, dan moet de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 worden aangehaakt bij de omgevingsvergunning. Het bevoegd gezag voor de Natuurbeschermingswet 1998 moet in dat geval een verklaring van geen bedenkingen afgeven die wordt opgenomen in de omgevingsvergunning. In deze situatie mag de activiteit niet zonder omgevingsvergunning met ingevoegde verklaring van geen bedenkingen worden uitgevoerd.
  • hoe de Natuurbeschermingswet 1998 specifiek werkt wordt in een apart hoofdstuk uitgelegd.

 
Op dit moment is ten aanzien van onder andere de voorschriften over assimilatiebelichting een wijziging van het Besluit glastuinbouw in procedure. Concepten zijn nog niet vrijgegeven.

 
Beleid
Het beleid ten aanzien van licht is opgenomen in: 
  • Nota ruimte; ruimte voor ontwikkeling, deel 4
  • Natuur voor mensen, mensen voor natuur; nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw
  • Meerjarenprogramma vitaal platteland (mjp)

 
Marktpartijen, provincies en gemeenten en de minister van VROM maken afspraken in het kader van de taskforce verlichting. Samengevat komt de kern van het beleid ten aanzien van licht neer op het volgende:
Donkerte hoort samen met onder andere rust en ruimte tot een van de kernkwaliteiten van het landschap onder het kopje belevingskwaliteit.

 
Het rijksbeleid is gericht op het in beeld brengen, realiseren en veiligstellen van de gewenste leefomgevingkwaliteit door het terugdringen van verstoring door activiteiten op het platteland (geluid, licht, stank).

 
Het rijksbeleid is erop gericht energiezuinige (straat)verlichting bij gemeenten en provincies te bevorderen met behoud van kwaliteit en (verkeers)veiligheid.

 
Richtlijnen
Voor het gebruik van verlichting in de openbare ruimte is voor een beperkt aantal onderwerpen een aantal specifieke richtlijnen en aanbevelingen opgesteld, waaronder die van het NSVV.
Bestemmingsplan
In de toelichting op het bestemmingsplan wordt gemotiveerd dat de lichtbron die wordt toegestaan, passend wordt geacht in relatie tot de lichtgevoelige functies in het gebied.

 
Wat moet?
De toelichting van het bestemmingsplan bevat een paragraaf over de wijze waarop in de juridische regeling is omgegaan met het aspect licht. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 3.1.6 onder d Bro. In dit artikel staat een verwijzing naar artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht. Hierin is geregeld dat het gemeentebestuur bij haar besluitvorming de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart. Er vindt, uitzonderingen daargelaten, geen directe vertaling plaats van het aspect licht in de juridische regeling van het bestemmingsplan (verbeelding en voorschriften). Wel moet in de planvorming rekening worden gehouden met het aspect licht in relatie tot toegelaten functies. In de toelichting van het bestemmingsplan is terug te vinden wat de overwegingen zijn geweest met betrekking tot de functie die wordt toegestaan in relatie tot licht(hinder).

 
Wat kan?
De juridische regeling van het bestemmingsplan regelt de toelaatbare functies en toelaatbare bouwwerken. Het aspect licht wordt daarom over het algemeen niet rechtstreeks in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan indirect lichtbronnen toe te staan of te verbieden. Voor kunstverlichting bij sportvelden geldt dat de lichtmasten een zekere hoogte moeten hebben. Het bestemmingsplan regelt de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Stel het is wenselijk om lichtmasten toe te staan, dan kan de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bijvoorbeeld maximaal 5 meter bedragen. Stel het is niet wenselijk om lichtmasten toe te staan, dan kan de maximale hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde op maximaal 2 meter worden gesteld. De impact van de lichtbron is immers anders bij een maximale hoogte van 2 meter dan bij een maximale hoogte van 5 meter.

 
Een tweede manier om lichtbronnen al dan niet toe te staan is door te regelen welke categorieën bedrijven zijn toegestaan. Het aspect licht is een van de criteria aan de hand waarvan een bedrijf in een bepaalde categorie is ingedeeld. Bedrijven kunnen worden ingedeeld in categorieën op basis van de mate van milieubelasting, zie hiervoor de VNG publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering' . Zo kan het bestemmingsplan bijvoorbeeld bedrijven toelaten behorend tot maximaal categorie 3. Dit zijn bedrijven die gemiddeld op een afstand van minimaal 100 meter van woningen dienen te blijven. Het bestemmingsplan bevat dan een Lijst van bedrijfsactiviteiten waarin een opsomming is opgenomen van bedrijven die behoren tot categorie 1 tot en met 3.

 
Via deze lijst van bedrijfsactiviteiten kan het bestemmingsplan het aspect licht in enige mate regelen. Bedrijven waarbij lichthinder speelt kunnen worden uitgesloten van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Op deze manier kan maatwerk worden geleverd met betrekking tot welke bedrijven toelaatbaar zijn. De Lijst van Bedrijfsactiviteiten is specifiek opgesteld per bestemmingsplan. De VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering' helpt daarbij.

 
Tot slot is het mogelijk om in het bestemmingsplan milieukwaliteitseisen met betrekking tot licht op te nemen in specifieke gevallen. In het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Schouwen-Duiveland is een bepaling opgenomen dat kassenbedrijven zijn toegelaten met dien verstande dat kassen aan de binnenzijde volledig moeten zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling als gevolg van het gebruik van assimilatiebelichting.

 
In dit specifieke geval van de kassen in Schouwen-Duivenland heeft de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak 200104384/1 van 24 juli 2002 overwogen: "Het bestemmingsplan biedt het juridisch-planologische kader, waarin ook de mogelijke gevolgen voor het milieu, waaronder aantasting van de landschappelijke waarde van het aan de orde zijnde gebied, dienen te worden meegewogen. Bij afweging van de betrokken belangen hebben verweerders in navolging van de gemeenteraad aan het belang van het behoud van het donker nachtlandschap van het gebied een groter gewicht toegekend. Het stellen van eisen aan de afscherming van kassen is daarmee ruimtelijk relevant en het maakt daarbij niet uit dat ook via de milieuwetgeving eisen kunnen worden gesteld aan het afschermen van kassen." Het is dus mogelijk dat bepaalde bestemmingen, waarvan van te voren vaststaat dat zij een grote lichtuitstraling hebben in een bestemmingsplan worden geweerd en zelfs dat er voorwaarden mogelijk worden gesteld aan de afscherming van kassen in het belang van het behoud ervan een donker nachtlandschap.

 
Wat kan niet?
In zijn algemeenheid geldt ten aanzien van milieukwaliteitseisen dat deze niet in het bestemmingsplan zijn toegelaten. Het bestemmingsplan regelt uitsluitend de ruimtelijk relevante aspecten.

donderdag 4 november 2010

Handboek licht/donker IPO

Handboek licht/donker
Beleid en uitvoeringsinstrumenten voor provincies

Een zeer informatief boek over de aanpak van lichthinder die ook zeer nuttig is voor gemeenten. Hieronder is de inhoudsopgave weergegeven en een link naar het boek.

Handboek licht en donker link

Inhoudsopgave
Inleiding 6

1 Lichtvervuiling en donkertebescherming 9
1.1 Thema’s waarmee het onderwerp verbonden is 9
1.2 Lichtvervuiling in kaart gebracht 12
1.3 Internationale ontwikkelingen 15
1.4 Vormen van lichtvervuiling 17

2 Donkerte in de provincies 21
2.1 Donkerte als provinciaal belang 21
2.2 Verschillen per provincie 23
2.3 Integrale aanpak 24
2.4 Lichtvervuiling in de stedelijke omgeving 25
2.5 Bewustwording en agendering 26

3 Ruimtelijke ordening 31
3.1 Inleiding 31
3 .2 Beleid 32
3.3 Uitvoering 40
3.4 De rol van de provincie richting gemeenten 52

4 Milieu 59
4.1 Inleiding 59
4.2 Beleid 60
4.3 Uitvoering 64
4.4 De rol van de provincie richting gemeenten 75

5 Wet milieubeheer 77
5.1 Inleiding 77
5.2 Vergunningen Activiteitenbesluit en Wet milieubeheer 78
5.3 Besluit glastuinbouw en Besluit landbouw milieubeheer 90
5.4 Milieueffectrapportage 93

6 Openbare verlichting 99
6.1 Inleiding 99
6.2 Beleid 100
6.3 Uitvoering 106
6.4 Barrières en oplossingen 109
6.5 De rol van de provincie richting gemeenten 116

7 Natuurwetgeving- en beleid 119
7.1 Inleiding 119
7.2 Natuurbeschermingswet 1998 en Natura 2000 119
7.3 Beheerplannen Natura 2000 121
7.4 Vergunningverlening Natura 2000 123
7.5 Flora- en faunawet 132
7.6 Ecologische Hoofdstructuur 137

8 Contactgegevens & dynamisch handboek 141

Bijlagen 145
I Begrippenlijst 145
II Literatuurlijst en websites 148
III a Voorbeeldtekst Verlichtingsvisie Amsterdam 151
III b Voorbeeldbrief Amsterdam 157
IV De effecten van licht op fauna en flora 159
V De effecten van licht op de gezondheid van de mens 168

Colofon 184