dinsdag 30 november 2010

Lichthinderbijeenkomst NO Brabant, inspirerend en vernieuwend

Op 29 november kwam een aantal gemeenten bijeen om gezamenlijk te werken aan de regionale visie op lichthinder, bij Sterrenwacht Halley te Heesch.

Op maandagavond 29 november, vond er een interessante bijeenkomst over het thema ‘lichthinder’ plaats. De effecten van dit thema werden besproken door de consultants van bureau Lichtconsult.nl en vervolgens werd er door twee groepen gewerkt aan de regionale visie op lichthinder. De avond werd afgesloten met een interessante tour door de Sterrenwacht.



Toepasselijke locatie
Qua locatie is er naar een plek gezocht die aansloot bij het thema, en is er gekozen voor het toepasselijke ‘Sterrenwacht Halley’ te Heesch/Vinkel. Een ambitieuze rit gezien de omstandigheden, maar de gevaarlijke capriolen op onverharde, onverlichte wegen werden meer dan beloond. Ondanks de winterse omstandigheden was het (bijna) iedereen gelukt om op tijd te zijn.

Presentaties Lichtconsult
Na de introductie van Stefan Hermsen werden de deelnemers meegenomen in de presentatie van Lichtconsult; een lichttechnisch bureau dat gespecialiseerd is in lichttechniek en lichthinder. Johan G. Smits van Lichtconsult gaf een boeiende presentatie over het thema Lichthinder. Vanuit zijn jarenlange kennis en expertise gaf hij inzicht in het ontstaan van lichthinder, de gevolgen en de eventuele oplossingen voor het probleem. Hij wees ons op de richtlijnen van de NSVV. Deel 1 bevat algemene richtlijnen en richtlijnen voor sportvelden voor wat aanvaardbare niveaus zijn bij omwonenden. Deel 2 handelt over terreinverlichting, deel 3 over aanstraling van gebouwen en objecten en deel 4 gaat over reclameverlichting. Op dit moment wordt hard gewerkt aan deel 5, openbare verlichting. Met name de verticale verlichtingssterkte en de puntwaarde (lichtsterkte) zijn te beoordelen grootheden ter bepaling van hinder.

In de presentatie werden enkele voorbeelden van situaties geschetst waarin het gebruikte licht zowel als wenselijk als onwenselijk te beschouwen is. De bottom line zat ‘m vooral in de communicatiepoot van lichttrajecten; hij gaf dan ook als advies aan de gemeenten mee om partijen zo vroeg mogelijk te informeren over de randvoorwaarden van een plan om lichthinder te voorkomen en initiatiefnemers niet alleen een verlichtingsplan te laten aanleveren maar ook een lichthinderplan.



Na de presentatie van Johan, ging zijn zoon Koen Smits verder in op het onderwerp ‘Ledverlichting in de openbare ruimte’. Hij vertelde over de verschillen tussen mesopisch, fotopisch en scotopisch zicht en gaf aan dat met het afstemmen van de lichtkleur op het menselijk zicht, met lage lichtniveaus (lux) veel zicht te bereiken is. Als kanttekening voegde hij nog wel toe dat rekening gehouden dient te worden met het vergelen van de lens naarmate de mens ouder wordt. Daarmee verandert ook de kleurgevoeligheid. Daarnaast heeft elke diersoort zijn eigen kleurgevoeligheid en zal dan van een toepassing meer of minder hinder ondervinden. In de praktijk worden al groene lampen van Innolumis toegepast. Bij het ontwerp dient dan wel rekening gehouden te worden met harde licht/donker overgangen met conventionele straatverlichting.

Tweede aandachtspunt die Koen aanhaalde was de levensduur van led-verlichting. Naarmate een ledlamp ouder wordt, wordt de lichtopbrengst minder. Dit kan gecompenseerd worden door bijvoorbeeld meer vermogen aan de lamp te geven zodat de kwaliteit gelijk blijft. Een goede maat om lampen te kunnen vergelijken is het aantal lumen per Watt. Hij gaf de volgende voorbeelden:
· ledlamp: 60-70 lm/W
· CLFi (campactlamp): 60-70 lm/W
· TL5/TL8: 80-90 lm/W
· CPO-TW (master white): 90 lm/W
· SOX (lage druk natrium): 120 lm/W
Leds zijn niet per definitie duurzaam en dienen ontworpen te worden met een koellichaam of -medium.

Tot slot gaf hij nog een checklist om de toepassing van ledverlichting te vergelijken met andere methoden:
· bepaal het aantal lumen/Watt
· bepaal de levensduur bij 10% uitval
· vergelijk de kleurweergave index (CRI) met die van CFLi of CPO lampen
· bepaal of de kleurtemperatuur overeen komt met de gewenste temperatuur
· laat een lichtplan opstellen

Regionale lichtvisie
Vervolgens werd er door twee groepen gewerkt aan de regionale visie op lichthinder. Met de uitkomsten van deze brainstorm kunnen er concrete plannen worden opgesteld om het probleem effectief aan te pakken binnen de RMB-regio. De uitkomsten van deze brainstorm zullen in het eerstvolgende RMBericht kenbaar worden gemaakt.




De bijeenkomst werd afgesloten met een interessante rondleiding door de Sterrenwacht. Vrijwilliger Ferry Bever van Sterrenwacht Halley vertelde zo enthousiast over de verschillende planeten, melkwegen en het ISS station, dat het ongemerkt al bijna middernacht was...een mooie afsluiting van een boeiende avond!

maandag 15 november 2010

Lichtbijeenkomst regio NO-Brabant 29-11-2010

Voor de ambtenaren die in de RMB-regio Noordoost Brabant met het thema lichthinder bezig zijn of interesse hebben, organiseert het RMB een lichtbijeenkomst. Graag willen wij u uitnodigen voor deze interessante (avond)bijeenkomst over lichthinder, op maandagavond 29 november a.s. In de bijlage vindt u de uitnodiging en het volledige programma. De avond vindt plaats op een toepasselijke locatie, bij Sterrenwacht Halley te Heesch (Halleyweg 1, 5383 KT).

U kunt zich opgeven tot donderdag 25 november, wij zien uw aanmelding graag tegemoet!



vrijdag 5 november 2010

Licht in de ruimtelijke ordening

De Handreiking Ruimtelijke Ordening en Milieu is voor iedereen die zich bezig houdt met ruimtelijke ordening en met de planning ervan. De Handreiking Ruimtelijke Ordening en Milieu is een initiatief van de VROM-Inspectie en is de opvolger van de succesvolle Inspectiewijzer Bestemmingsplannen uit 1994. De Handreiking presenteert op een heldere wijze onderwerpen uit de ruimtelijke ordeningspraktijk waar de relatie ruimtelijke ordening en milieu aan de orde is. Hieronder zijn de voor licht relevante passages opgenomen, dit zijn:
  • de essentie
  • kans op effecten bij mensen en dieren
  • wetgeving, beleid en richtlijnen
  • licht in het bestemmingsplan

 
Voor meer informatie over de handreiking, zie de website van Infomil.

 
Essentie
Kunstmatige verlichting komt voor bij (autosnel)wegen, fietspaden, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, glastuinbouwbedrijven, sportterreinen (maneges, golfbanen, tennisbanen, voetbalvelden e.d.). In essentie worden de negatieve effecten door lichthinder bepaald door enerzijds de aard, intensiteit en duur en plaats van de verlichting en anderzijds door de kans op blootstelling, die gerelateerd is aan de omgeving en de leefwijze van mens en dier. Bij de mens ligt dit nog iets ingewikkelder dan bij dieren. Juist omdat de mens verlichting gebruikt om activiteiten te ontplooien waarbij het goed kunnen zien belangrijk is.

 
Hinder bij mensen komt doordat men zich soms niet kan onttrekken aan het aanwezige kunstlicht, bijvoorbeeld vanwege ploegendienst, (straat)verlichting voor het huis c.q. slaapkamer en kunstmatige verlichting buiten het van nature aanwezige licht. Dit terwijl de mens in kwestie dit wel graag zou doen. Bijvoorbeeld om te kunnen uitrusten. De afwezigheid van (kunst)licht lijkt een essentiële rol te spelen bij dit "uitrusten".

 
Melatonine
Het hormoon melatonine is tot dusverre bij alle levende wezens aangetroffen. De afscheiding van melatonine gebeurt bij mens en zoogdieren via de epifyse. Het speelt een sleutelrol bij de synchronisatie van de biologische klok met de buitenwereld. Daarnaast vervult het hormoon ook een herstelfunctie. Melatonine is een antioxidant. En blijkt daarbij beter te functioneren dan de vitaminen C, E en A. Melatonine heeft hierdoor een grote invloed op het neutraliseren van vrije radicalen (Alterra-rapport 778, Molennaar J.G. de, 2003).

 
De afscheiding van melatonine wordt beïnvloed door de aanwezigheid van licht. Het aanwezige lichtspectrum gecombineerd met de verlichtingssterkte is daarbij sturend in de te verwachten effecten. Met name kortgolvig licht kan bij een lage drempel al negatieve effecten hebben voor melatonine. Bijvoorbeeld blauwgroen licht kent dit effect al tussen 0,2 en 5 lux.

 
Relatief risicovolle locaties voor mensen en dieren
Relatief risicovolle locaties zijn wat dieren betreft niet veel anders dan bij mensen. Het verschil is dat juridisch gezien er feitelijk meer rekening gehouden moet worden met dieren. Hieronder zijn de wettelijke beschermingsmogelijkheden en de te beschermen gebieden overzichtelijk weergegeven.

 
Juridisch en inhoudelijk:
  • Habitat- en Vogelrichtlijngebied
  • De Ecologische Hoofdstructuur (kerngebieden, ontwikkelingsgebieden en verbindingszones)
  • Natuurreservaten en Nationale Parken
  • Gebieden met Rode-Lijstsoorten
  • Gebieden met planologisch erkende natuurwaarden
  • Wet milieubeheer (o.a. Activiteitenbesluit en Besluit glastuinbouw)
  • Bestemmingsplan (Wet ruimtelijke ordening) onder andere voor de vastlegging van de beschikbare ruimte voor de mens en de hiervoor genoemde natuurgebieden

 
Inhoudelijk, in aanvulling, zowel voor de verstoring van bioritmen door verlichting als voor directe reacties op verlichting (hinder, afstoting, aantrekking, verbinding):
  • Open gebieden
  • Gevarieerde, kleinschalige landschappen, in het bijzonder die met lokale vochtige biotopen, en die met structuren (heggen, houtwallen, sloten e.d.) welke als verplaatsingsroutes voor de fauna fungeren
  • Het landelijke gebied
  • Specifieke woonwijken (o.a. voor de mens)
  • Wat ontregeling van de oriëntatie aangaat, komt hier nog bij:
  1. Migratiebanen van vogels
  2. Seizoensmigratie (stuwing langs de kust, maar ook in het buitenland langs grootschalige landschappelijk-geomorfologische structuren)
  3. Dagelijkse pendelbewegingen (aan de kust en in het binnenland, tussen foerageergebieden en broed-, slaap- en overtijingsplaatsen)
  4. Trekroutes van salamanders en padden.
Effectafstanden
In het voorgaande ontbreekt een voor de praktijk essentieel gegeven. Dat is de schaal waarop effecten zich kunnen manifesteren: de effectafstand. Over effectafstanden is nog relatief weinig bekend. Dat is ook niet verbazend. Het zal duidelijk zijn dat die afstand afhankelijk is van een complex van variabelen:
  • de kenmerken van de verlichting (zoals verlichtingsintensiteit, spectrale samenstelling, vorm van de armatuur, etc.)
  • de situatie waarin de verlichting plaats vindt (de transparantie van het landschap)
  • het dier/mens.

 
In de onderzoekliteratuur worden tot dusverre effectstanden van honderden meters gemeld. Voor bijvoorbeeld de afstotende werking van moderne, UV- en blauwwarme wegverlichting:
  • op broedende grutto’s omstreeks 300 meter, en op termijn vermoedelijk meer
  • op amfibieën tot enkele honderden meters
  • op insecten honderden meters tot meer dan een kilometer
  • voor de aantrekkende werking op terrestrische zoogdieren (bunzing, hermelijn, vos) in elk geval meer dan 100 meter.

 
De hinder van de oppervlaktehelderheid van sterke lichten (inkijk) kan zelfs vele kilometers ver reiken. Voor de zichtbaarheid en effecten van air glow (boven bijvoorbeeld kassen en industrieterreinen) geldt eveneens dat deze afhankelijk van de weersomstandigheden vele kilometers ver reikt (Alterra-rapport 778, Molennaar J.G. de, 2003).

 
Preventie en mitigratie
Uitgangspunt bij preventie en mitigratie is: verlicht niet als het niet nodig is, dus alleen als er geen alternatieven zijn. Bij gebruik van verlichting:
  •  scherm de lichtbron af, zodat deze niet direct zichtbaar is
  •  verlicht alleen met geringe oppervlakte helderheid van de lichtbron
  •  gebruik alleen betrekkelijk langgolvig licht
  •  gebruik bij verlichting niet meer licht dan nodig is: verlicht alleen wat verlicht moet worden en zolang als het verlicht moet worden
  •  vermijd de risicogebieden.
Bij de regels voor preventie en mitigratie speelt ook energiebesparing een rol. Niet verlichten kost geen energie en dus geen geld; bij alternatieve verlichting kun je energie besparen. De besparing is dan afhankelijk van de situatie.

 
N.B. Verlichtingskunde is een wetenschap op zich. Een alternatief is niet altijd een andere lamp. Per situatie moet beoordeeld worden wat de functie van licht ter plekke is en of lichtspreiding nodig is of niet. Vooral voor de situatie binnenshuis is lichtspreiding een vereiste teneinde een egaal verlichtingsniveau te kunnen bereiken.

 
Kans op effecten
De kans dat er negatieve effecten door kunstlicht ontstaan blijkt bij mens en dier te worden veroorzaakt door vrijwel dezelfde soort omstandigheden. De kans op het optreden van verstoring van bioritmen bij mensen is groter naarmate:
  •  het licht meer kortgolvige straling (blauw tot UV) bevat;
  •  de lichtintensiteit sterker is
  •  de verlichting grootschaliger is;
  •  de verlichting langduriger is en de blootstelling een groter deel van de ancht beslaat en over een langere periode voortduurt;
  •  de kans op blootstelling toeneemt door de mogelijkheden om het licht buiten te sluiten (afschermen, blinderen) en de effectiviteit daarvan beperkter zijn, dan wel de behoefte of noodzaak om een bepaalde activiteiten te verrichten binnen een verlichte ruimte sterker is;
  •  de kans verder mede afhankelijk van individuele verschillen in daggevoeligheid en in leefwijze en dagindeling (ochtendmens vs avondmens).

 
Bij dieren is de kans op het optreden van verstoring van bioritmen groter naarmate:
  • het licht meer kortgolvige straling (blauw tot UV) bevat;
  • de lichtintensiteit sterker is
  • de verlichting grootschaliger is;
  • de verlichting langduriger is en de blootstelling een groter deel van de ancht beslaat en over een langere periode voortduurt;
  • de kans op blootstelling toeneemt door:
      o ten opzichte van de verlichte ruimte een relatief kleiner leefgebied heeft;
      o een groter deel van het jaar ter plekke aanwezig is en actief is. Dieren die in de tijd met de meeste verlichting (winter) afwezig zijn (wegtrekkers) of voor verlichting onbereikbaar zijn (winterslaap) lopen gering tot nauwelijks risico;
      o voorkomt in een landschap dat opener c.q. transparanter is en minder verborgen leefwijze vertoont;
      o meer door verlichting wordt aangetrokken. Het loopt dan overigens eerder andere risico’s

 
De kans op het optreden van directe reacties (hinder, afstoting, aantrekking, verblinding) bij mensen neemt toe volgens de eerder genoemde punten en is groter naarmate:
  •  de sterkte van de lichtbron (d.w.z. de oppervlaktehelderheid) groter is.
  •  de lichtbron hoger geplaatst is en meer alzijdig uitstraalt (m.b.t. zichtbaarheid, kans op optreden van air glow);
  •  de achtergrondverlichting relatief zwak of afwezig is (sterker contrast tussen het verlicht gebied en de omgeving daarbuiten);
  •  het landschap opener (c.q. transparanter/lichtdoorlatender) is;
  •  de behoefte om een bepaalde activiteit te verrichten binnen een gebied waar de lichtbron zichtbaar is, vanwege de eigen kwaliteiten van dat gebied groter is (bijv. ontspanning);
  •  de mogelijkheden om zich binnenshuis te onttrekken, om wat voor reden dan ook, beperkter zijn;
  •  de nachten donkerder zijn (bewolkte hemel nieuwe maan);
  •  en de begrenzing van de verlichte ruimte door de aard van de lichtbron en/of de aanwezigheid van lichtonderbrekende obstakels scherper is;
  •  bij het individu meer sprake is van het type ‘ochtendmens’(versus ‘avondmens);
  •  de verlichting minder ‘contextueel’is, d.w.z. minder bij de omgeving ‘past’ of wordt verwacht (verlichting in natuurgebied > verlichting in de stad);
  •  in de individuele belevingswereld, op grond van kennis, ervaring en beoordeling van doel, nut en noodzaak van verlichting, etc., meer sprake is van associatie met minder gewenste zaken.

 
De kans op effecten voor dieren (hinder, afstoting, aantrekking, verblinding), stemt in verregaande mate overeen met die voor de mens, afgezien van waar het bewustzijn van de mens in het geding is. De kans is groter naarmate:
  •  het licht blauwiger/violetter is;
  •  de sterkte van de lichtbron (d.w.z. de oppervlaktehelderheid) groter is;
  •  de lichtbron hoger geplaatst is en meer alzijdig uitstraalt;
  •  het contrast tussen die sterkte en de omgeving buiten het door de lichtbron verlichte gedeelte (de achtergrondverlichting) groter is;
  •  het landschap lichtdoorlatender (opener, transparanter) is;
  •  de behoefte of druk om een bepaalde activiteit te verrichten binnen een gebied waar de lichtbron zichtbaar is vanwege de eigen kwaliteiten van dat gebied groter is (idem bijv. beschikbaarheid van voedsel);
  •  de mogelijkheden om zich te onttrekken door uit te wijken naar geschikte, niet of onvolledig bezette biotopen elders beperkter zijn;
  •  het dier mobieler is (groter leefgebied/ actieradius) en/of periodiek meer trekt of zwerft (tref- of confrontatiekans groter);
  •  het dier mobieler is (groter leefgebied/ actieradius) en/of periodiek meer trekt of zwerft (tref- of confrontatiekans groter);
  •  de nachten donkerder zijn (bewolkte hemel nieuwe maan) en achtergrondverlichting afwezig is of relatief zwak is.

 
De kans op optreden van ontregeling van de oriëntatie bij dieren is in de praktijk reëel en afhankelijk van de omstandigheden min of meer incidenteel aanzienlijk. In het algemeen is de kans het grootst bij bewolkte hemel, nevelig weer (door lichtverstrooiing ontstaan van koepel van oranjeachtige lichtweerschijn), nieuwe maan en eerste kwartier (duistere nacht). Specifiek bij vogels is de kans op het optreden van de ontregeling van de oriëntatie het grootst bij:
  • grootschaliger verlichting (glastuinbouwconcentraties, grote industrieterreinen, steden);
  • hogere lichtintensiteit en langduriger verlichting;
  • ook laaghangende bewolking en sterke tegenwind.
Voor amfibieën is ook bij kleinschalige, lokale verlichting en met een lagere lichtintensiteit de kans op het optreden van effecten groot.

 
Wetgeving
Strikte normen met afstandsbepalingen zijn niet voorhanden. De regelgeving die voorhanden of in voorbereiding is, richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht.

 
Specifiek voor bestemmingsplannen is voor sommige activiteiten Hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer nog van toepassing. Bijvoorbeeld voor grote projecten waarbij lichthinder kan ontstaan, is (kunst)licht een van de milieuaspecten waarop het een en ander moet worden afgewogen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan (auto)wegen, grote oppervlakten met kassen, grote woningbouw projecten, stadsontwikkelingsprojecten of industrie gebieden. Zie hiervoor het onderdeel milieu-effectrapportage.

 
Voor vergunningplichtige bedrijven geldt in het algemeen dat zij niet mogen bestaan zonder omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen ogevingsrecht (2.1 lid 1 onder e Wabo). Eventuele hinder door kunstverlichting van een bedrijf is dan geregeld via een omgevingsvergunning. In plaats van een omgevingsvergunning kan ook een Algemene Maatregel van Bestuur gelden voor een bedrijf (8.40 Wet milieubeheer). Dit houdt concreet in dat voor een aantal bedrijven van rechtswege het een en ander (onder andere lichthinder) geregeld is.

 
Specifieke regels over kunstlicht zijn opgenomen in:
  • het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
  • het Besluit glastuinbouw
  • het Besluit landbouw milieubeheer.

 
Deze algemene regels gelden dus naast wat geregeld is in een bestemmingsplan. De strekking van de voorschriften is dan als volgt:
  • lichthinder wordt voorkomen en als dat echt niet mogelijk is wordt het tot een aanvaardbaar niveau beperkt
  • de verlichting van gebouwen en van open terrein(en) van de inrichting, inclusief de verlichting ten behoeve van reclamedoeleinden, wordt zodanig uitgevoerd dat directe lichtinstraling op lichtdoorlatende openingen van woon- of slaapvertrekken, in gevels of daken van woningen wordt voorkomen
  • gedurende een specifiek tijdspad is de verlichting uit of niet-zichtbaar (bijvoorbeeld bij assimilatiebelichting en verlichting bij sportvelden e.d.)
  • naast de omgevingsvergunningplicht op grond van de Wabo is er mogelijk ook nog een vergunningplicht op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. Zeer kort samengevat is een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig als voor een activiteit significant negatieve gevolgen worden verwacht. Als beide vergunningplichten gelden voor één project, dan moet de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 worden aangehaakt bij de omgevingsvergunning. Het bevoegd gezag voor de Natuurbeschermingswet 1998 moet in dat geval een verklaring van geen bedenkingen afgeven die wordt opgenomen in de omgevingsvergunning. In deze situatie mag de activiteit niet zonder omgevingsvergunning met ingevoegde verklaring van geen bedenkingen worden uitgevoerd.
  • hoe de Natuurbeschermingswet 1998 specifiek werkt wordt in een apart hoofdstuk uitgelegd.

 
Op dit moment is ten aanzien van onder andere de voorschriften over assimilatiebelichting een wijziging van het Besluit glastuinbouw in procedure. Concepten zijn nog niet vrijgegeven.

 
Beleid
Het beleid ten aanzien van licht is opgenomen in: 
  • Nota ruimte; ruimte voor ontwikkeling, deel 4
  • Natuur voor mensen, mensen voor natuur; nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw
  • Meerjarenprogramma vitaal platteland (mjp)

 
Marktpartijen, provincies en gemeenten en de minister van VROM maken afspraken in het kader van de taskforce verlichting. Samengevat komt de kern van het beleid ten aanzien van licht neer op het volgende:
Donkerte hoort samen met onder andere rust en ruimte tot een van de kernkwaliteiten van het landschap onder het kopje belevingskwaliteit.

 
Het rijksbeleid is gericht op het in beeld brengen, realiseren en veiligstellen van de gewenste leefomgevingkwaliteit door het terugdringen van verstoring door activiteiten op het platteland (geluid, licht, stank).

 
Het rijksbeleid is erop gericht energiezuinige (straat)verlichting bij gemeenten en provincies te bevorderen met behoud van kwaliteit en (verkeers)veiligheid.

 
Richtlijnen
Voor het gebruik van verlichting in de openbare ruimte is voor een beperkt aantal onderwerpen een aantal specifieke richtlijnen en aanbevelingen opgesteld, waaronder die van het NSVV.
Bestemmingsplan
In de toelichting op het bestemmingsplan wordt gemotiveerd dat de lichtbron die wordt toegestaan, passend wordt geacht in relatie tot de lichtgevoelige functies in het gebied.

 
Wat moet?
De toelichting van het bestemmingsplan bevat een paragraaf over de wijze waarop in de juridische regeling is omgegaan met het aspect licht. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 3.1.6 onder d Bro. In dit artikel staat een verwijzing naar artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht. Hierin is geregeld dat het gemeentebestuur bij haar besluitvorming de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart. Er vindt, uitzonderingen daargelaten, geen directe vertaling plaats van het aspect licht in de juridische regeling van het bestemmingsplan (verbeelding en voorschriften). Wel moet in de planvorming rekening worden gehouden met het aspect licht in relatie tot toegelaten functies. In de toelichting van het bestemmingsplan is terug te vinden wat de overwegingen zijn geweest met betrekking tot de functie die wordt toegestaan in relatie tot licht(hinder).

 
Wat kan?
De juridische regeling van het bestemmingsplan regelt de toelaatbare functies en toelaatbare bouwwerken. Het aspect licht wordt daarom over het algemeen niet rechtstreeks in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan indirect lichtbronnen toe te staan of te verbieden. Voor kunstverlichting bij sportvelden geldt dat de lichtmasten een zekere hoogte moeten hebben. Het bestemmingsplan regelt de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Stel het is wenselijk om lichtmasten toe te staan, dan kan de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bijvoorbeeld maximaal 5 meter bedragen. Stel het is niet wenselijk om lichtmasten toe te staan, dan kan de maximale hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde op maximaal 2 meter worden gesteld. De impact van de lichtbron is immers anders bij een maximale hoogte van 2 meter dan bij een maximale hoogte van 5 meter.

 
Een tweede manier om lichtbronnen al dan niet toe te staan is door te regelen welke categorieën bedrijven zijn toegestaan. Het aspect licht is een van de criteria aan de hand waarvan een bedrijf in een bepaalde categorie is ingedeeld. Bedrijven kunnen worden ingedeeld in categorieën op basis van de mate van milieubelasting, zie hiervoor de VNG publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering' . Zo kan het bestemmingsplan bijvoorbeeld bedrijven toelaten behorend tot maximaal categorie 3. Dit zijn bedrijven die gemiddeld op een afstand van minimaal 100 meter van woningen dienen te blijven. Het bestemmingsplan bevat dan een Lijst van bedrijfsactiviteiten waarin een opsomming is opgenomen van bedrijven die behoren tot categorie 1 tot en met 3.

 
Via deze lijst van bedrijfsactiviteiten kan het bestemmingsplan het aspect licht in enige mate regelen. Bedrijven waarbij lichthinder speelt kunnen worden uitgesloten van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Op deze manier kan maatwerk worden geleverd met betrekking tot welke bedrijven toelaatbaar zijn. De Lijst van Bedrijfsactiviteiten is specifiek opgesteld per bestemmingsplan. De VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering' helpt daarbij.

 
Tot slot is het mogelijk om in het bestemmingsplan milieukwaliteitseisen met betrekking tot licht op te nemen in specifieke gevallen. In het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Schouwen-Duiveland is een bepaling opgenomen dat kassenbedrijven zijn toegelaten met dien verstande dat kassen aan de binnenzijde volledig moeten zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling als gevolg van het gebruik van assimilatiebelichting.

 
In dit specifieke geval van de kassen in Schouwen-Duivenland heeft de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak 200104384/1 van 24 juli 2002 overwogen: "Het bestemmingsplan biedt het juridisch-planologische kader, waarin ook de mogelijke gevolgen voor het milieu, waaronder aantasting van de landschappelijke waarde van het aan de orde zijnde gebied, dienen te worden meegewogen. Bij afweging van de betrokken belangen hebben verweerders in navolging van de gemeenteraad aan het belang van het behoud van het donker nachtlandschap van het gebied een groter gewicht toegekend. Het stellen van eisen aan de afscherming van kassen is daarmee ruimtelijk relevant en het maakt daarbij niet uit dat ook via de milieuwetgeving eisen kunnen worden gesteld aan het afschermen van kassen." Het is dus mogelijk dat bepaalde bestemmingen, waarvan van te voren vaststaat dat zij een grote lichtuitstraling hebben in een bestemmingsplan worden geweerd en zelfs dat er voorwaarden mogelijk worden gesteld aan de afscherming van kassen in het belang van het behoud ervan een donker nachtlandschap.

 
Wat kan niet?
In zijn algemeenheid geldt ten aanzien van milieukwaliteitseisen dat deze niet in het bestemmingsplan zijn toegelaten. Het bestemmingsplan regelt uitsluitend de ruimtelijk relevante aspecten.

donderdag 4 november 2010

Handboek licht/donker IPO

Handboek licht/donker
Beleid en uitvoeringsinstrumenten voor provincies

Een zeer informatief boek over de aanpak van lichthinder die ook zeer nuttig is voor gemeenten. Hieronder is de inhoudsopgave weergegeven en een link naar het boek.

Handboek licht en donker link

Inhoudsopgave
Inleiding 6

1 Lichtvervuiling en donkertebescherming 9
1.1 Thema’s waarmee het onderwerp verbonden is 9
1.2 Lichtvervuiling in kaart gebracht 12
1.3 Internationale ontwikkelingen 15
1.4 Vormen van lichtvervuiling 17

2 Donkerte in de provincies 21
2.1 Donkerte als provinciaal belang 21
2.2 Verschillen per provincie 23
2.3 Integrale aanpak 24
2.4 Lichtvervuiling in de stedelijke omgeving 25
2.5 Bewustwording en agendering 26

3 Ruimtelijke ordening 31
3.1 Inleiding 31
3 .2 Beleid 32
3.3 Uitvoering 40
3.4 De rol van de provincie richting gemeenten 52

4 Milieu 59
4.1 Inleiding 59
4.2 Beleid 60
4.3 Uitvoering 64
4.4 De rol van de provincie richting gemeenten 75

5 Wet milieubeheer 77
5.1 Inleiding 77
5.2 Vergunningen Activiteitenbesluit en Wet milieubeheer 78
5.3 Besluit glastuinbouw en Besluit landbouw milieubeheer 90
5.4 Milieueffectrapportage 93

6 Openbare verlichting 99
6.1 Inleiding 99
6.2 Beleid 100
6.3 Uitvoering 106
6.4 Barrières en oplossingen 109
6.5 De rol van de provincie richting gemeenten 116

7 Natuurwetgeving- en beleid 119
7.1 Inleiding 119
7.2 Natuurbeschermingswet 1998 en Natura 2000 119
7.3 Beheerplannen Natura 2000 121
7.4 Vergunningverlening Natura 2000 123
7.5 Flora- en faunawet 132
7.6 Ecologische Hoofdstructuur 137

8 Contactgegevens & dynamisch handboek 141

Bijlagen 145
I Begrippenlijst 145
II Literatuurlijst en websites 148
III a Voorbeeldtekst Verlichtingsvisie Amsterdam 151
III b Voorbeeldbrief Amsterdam 157
IV De effecten van licht op fauna en flora 159
V De effecten van licht op de gezondheid van de mens 168

Colofon 184

dinsdag 2 november 2010

Jurisprudentie lichthinder

Hieronder zijn 4 uitspraken van de Raad van State weergegeven die betrekking hebben op lichthinder. De eerste zaak (van 11-9-2010) gaat over de lichthinder van een tankstation waarbij de richtlijnen van de NSVV als toetsingskader zijn gehanteerd.

De tweede case (23-6-2010) behandelt het bezwaar van omwonenden tegen een bestemmingsplan dat bedrijvigheid toestaat. Hieruit is te concluderen dat bij het vaststellen van het plan geen gedetailleerd lichthinder onderzoek nodig was, omdat het aspect lichthinder bij de vergunningverlening aan de orde komt.

In de zaak van 9-6-2010 in verband met de vergunning voor een kartbaan, houden de bezwaren van de appelanten met betrekking tot lichthinder voor de natuur geen stand. De RvS acht het voldoende bewezen uit het natuuronderzoek dat geen negatieve gevolgen vanwege licht op de flora en fauna is te verwachten door de hoge beplanting.

De laatste zaak van 18 november 2009 gaat over het opstellen van maatwerkvoorschriften voor een tennisvereniging. De rechter vindt dat de maatwerkvoorschriften, die zijn gebaseeerd op de richtlijnen van het NSVV, voldoende bescherming bieden tegen lichthinder. Deze normen gelden op de gevel en niet in de tuin. Bij gebruikmaking van de uitzonderingsregel op het voorschrift uit het Activiteitenbesluit dat de lichtinstallaties na 23.00 uur uit moeten zijn, is het niet nodig voorschriften op te stellen voor deze incidentele dagen.

Hieronder zijn de relevante passages uit de uitspraken vermeld.

zaaknummer: 201000896/1/M1
datum van uitspraak: woensdag 11 augustus 2010
tegen: het college van B&W van Appingedam

Hieronder de relevante passages uit de uitspraak.

Bij besluit van 10 juli 2009 heeft het college het verzoek van [appellant] om met toepassing van artikel 2.1, derde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) maatwerkvoorschriften te stellen voor het Texaco-tankstation, gelegen aan de Farmsumerweg 60-62 te Appingedam, afgewezen.

2.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van het Activiteitenbesluit voorkomt degene die een inrichting drijft en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door het in werking zijn dan wel het al dan niet tijdelijk buiten werking stellen van de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, die gevolgen of beperkt die voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden gevergd. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder h, van dit artikel wordt onder het voorkomen of beperken van het ontstaan van nadelige gevolgen voor het milieu als bedoeld in het eerste lid mede verstaan het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van lichthinder.

Ingevolge het derde lid van dit artikel kan het bevoegd gezag met betrekking tot de verplichting bedoeld in het eerste lid maatwerkvoorschriften stellen voor zover het desbetreffende aspect bij of krachtens dit besluit niet uitputtend is geregeld. Deze maatwerkvoorschriften kunnen mede inhouden dat de door de inrichting te verrichten activiteiten worden beschreven alsmede dat metingen, berekeningen of tellingen moeten worden verricht ter bepaling van de mate waarin de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt.

Ingevolge artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder beleidsregel verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene maatregel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Ingevolge artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

2.2. Het betoog van [appellant] komt erop neer dat het college ten onrechte heeft geweigerd maatwerkvoorschriften te stellen ter voorkoming van lichthinder. Volgens [appellant] moet de exploitant van de inrichting worden verplicht de lichtbakken met de Texaco-belettering van de zijgevel naar de voorgevel van het tankstation te verplaatsen en de zogeheten redlining aan de gehele zijgevel uit te schakelen. Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat de lichtbakken en de redlining een rood lichtschijnsel in zijn woning veroorzaken. Voorts zou naar het oordeel van [appellant] in een maatwerkvoorschrift moeten worden bepaald dat metingen worden verricht ter bepaling van de mate waarin de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt.

2.2.1. Het college is van oordeel dat geen grond bestaat voor het stellen van maatwerkvoorschriften. Het college voert hiertoe onder meer aan dat wordt voldaan aan de norm voor de verlichtingssterkte op de gevel, zoals beschreven in de Algemene richtlijn betreffende lichthinder, Deel 4 Reclameverlichting van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (hierna: de Richtlijn). Het college wijst er tevens op dat het met de exploitant van het tankstation afspraken heeft gemaakt om de lichthinder te beperken. Daarbij is overeengekomen dat de openingstijden van het tankstation op werkdagen in de ochtend met een uur worden verminderd en dat de boeiboordverlichting op de zijgevel van het tankstation, ter hoogte van de woning van [appellant], gedeeltelijk wordt uitgeschakeld.

2.2.2. Het college heeft bij de beoordeling de Richtlijn als toetsingskader gehanteerd. In de Richtlijn worden grenswaarden aanbevolen voor de lichtemissie van een verlichtingsinstallatie voor reclamedoeleinden ter voorkoming van lichthinder voor omwonenden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in vier soorten omgevingzones, te weten "E1 natuurgebied", "E2 landelijk gebied", "E3 stedelijk gebied" en "E4 stadscentrum/industriegebied". Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college ter beoordeling van de vraag of maatwerkvoorschriften dienden te worden gesteld in redelijkheid mogen aansluiten bij de Richtlijn. De woning van [appellant] is gelegen aan een drukke doorgaande weg en in de directe omgeving van bedrijven en woningen. De omgeving van het tankstation houdt volgens het college het midden tussen de omgevingszones "E3 stedelijk gebied" en "E4 stadscentrum/industriegebied". De Afdeling acht dit geen onjuiste beoordeling.

2.2.3. Voor de omgevingszones E3 en E4 wordt in tabel 1 van de Richtlijn, voor zover van belang, een grenswaarde genoemd van onderscheidenlijk 10 lux en 25 lux voor de verlichtingssterkte op de gevel. In opdracht van het college is op 22 september 2009 in de avondperiode op de gevel van de woning van [appellant] een indicatieve meting verricht. De gemeten waarden lagen tussen 5 lux en 10 lux. Deze waarden liggen onder de laagste van voornoemde grenswaarden uit de Richtlijn van 10 lux. Gelet hierop bestond voor het college in het licht van het door hem gehanteerde toetsingskader geen aanleiding om maatwerkvoorschriften te stellen.

[appellant] heeft met de enkele stelling dat in zijn woonkamer in de avond een rood lichtschijnsel optreedt, niet aannemelijk gemaakt dat zich in dit geval bijzondere omstandigheden voordoen op grond waarvan het college, gelet op artikel 4:84 van de Awb, gehouden was om in afwijking van het door hem gehanteerde toetsingskader maatwerkvoorschriften te stellen.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft het college in redelijkheid het verzoek om maatwerkvoorschriften te stellen, kunnen afwijzen.

zaaknummer: 200903855/1/R2
datum van uitspraak: woensdag 23 juni 2010
tegen: de raad van de gemeente Nijkerk

Hieronder de relevante passages uit de uitspraak. 

Bij besluit van 26 maart 2009, nummer 2009-020, heeft de raad van de gemeente Nijkerk (hierna: de raad) het bestemmingsplan "De Flier, milieustraat, wijkpost en transportbedrijf  2009" (hierna: het plan) vastgesteld.

2.12. [appellant] en anderen betogen voorts dat sprake zal zijn van visuele hinder en horizonvervuiling door de komst van het bedrijventerrein. Zij stellen dat het uitzicht en woongenot en het karakter van de omgeving worden aangetast door de bebouwingsmogelijkheden in het plangebied. Zij stellen dat de toegestane bouwhoogte van onder meer de toegestane verlichting en kleinschalige windenergievoorziening te hoog is en niet in de omgeving past. Bovendien zullen de in te plannen lichtmasten leiden tot onaanvaardbare lichthinder. Voorts betogen zij dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar lichthinder. Ook de eventuele mogelijkheid van reclameuitingen achten [appellant] en anderen niet wenselijk.

2.12.1. De woningen van [appellant] en anderen staan ten zuiden, ten westen en ten noorden van het plangebied. De woningen staan op een afstand van 150 meter of meer van de grens van het plangebied. Ingevolge artikel 3.2 mogen op de gronden bestemd voor Bedrijven gebouwen maximaal 12 meter, lichtmasten maximaal 15 meter en erfafscheidingen en overige andere bouwwerken maximaal 5 meter hoog worden. In dit artikel is ook bepaald dat het bebouwingspercentage van het bouwterrein maximaal 60% bedraagt. Ingevolge artikelen 4.2 en 5.2 mogen op de gronden bestemd voor Groenvoorzieningen en Verkeersgebied de bouwwerken ten dienste van deze bestemmingen onderscheidenlijk 5 en 10 meter hoog worden. Ingevolge artikel 4.1 van de planregels zijn de gronden bestemd voor groenvoorzieningen mede bestemd voor groenstroken waaronder een aarden wal.

Ingevolge artikel 3.4, aanhef en onder b, van de planregels zijn burgemeester en wethouders bevoegd bij de toepassing van de voorschriften in artikel 3 nadere eisen te stellen, mits een doelmatig gebruik niet onevenredig wordt geschaad. Deze nadere eisen hebben onder meer betrekking op de situering van terreinverlichting en andere lichtuitstralende elementen teneinde hinderlijke lichtuitstraling c.q. negatieve beïnvloeding van de verkeersveiligheid en van mens en dier te voorkomen.


Ingevolge artikel 8, aanhef en onder d, van de planregels zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het plan ten aanzien van andere bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 5 meter bedraagt.

2.12.5. Wat de lichthinder betreft, wordt overwogen dat op de gronden met de bestemming "Bedrijven" lichtmasten zijn toegestaan. Gezien de omgeving van het plangebied en de toegestane hoogte van 15 meter hebben [appellant] en anderen aannemelijk gemaakt dat deze lichtmasten lichthinder kunnen veroorzaken. Gezien het bepaalde in artikel 3.4, aanhef en onder b, van de planregels kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen om hinder bij de woningen van [appellant] te voorkomen. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat lichthinder voldoende kan worden beperkt dan wel kan worden vorkomen, zonder daarnaar nader onderzoek te laten verrichten.

Over de reclame-uitingen wordt overwogen dat deze door middel van een ontheffing mogelijk kunnen worden gemaakt. Gezien de afschermende werking van de voorziene groenvoorzieningen op het bedrijventerrein, de afstand van de woningen tot het bedrijventerrein en de in de ontheffingsmogelijkheid opgenomen maximale toegestane hoogte van 5 meter van deze bouwwerken heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het toestaan van reclame-uitingen niet zal leiden tot ernstige hinder voor de omgeving. Voor zover ontheffing wordt verleend voor bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen kan een belanghebbende in het concrete geval hiertegen opkomen.


zaaknummer: 200903089/1/M1
datum van uitspraak: woensdag 9 juni 2010
tegen: het college van gedeputeerde staten van Gelderland

Hieronder de relevante passages uit de uitspraak.

Bij besluit van 18 maart 2009 heeft het college aan Karting Eefde een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting omvattende een kartingcircuit, wasplaats, werkplaats, horeca, kinderspeelplaats en kinderquadbaan (ongemotoriseerd), adventureparcours en een uitkijktoren op het adres Elzerdijk 44 te Eefde, gemeente Lochem. Dit besluit is op 26 maart 2009 ter inzage gelegd.

Lichthinder
2.25. TegenGas, de Stichting Vrienden en Gmf vrezen voor lichthinder ten gevolge van de vergunde activiteiten. Volgens de Stichting Vrienden leidt het gebruik van verlichting rond het circuit en elders in de inrichting tot verstoring van verschillende diersoorten. Volgens Gmf is de mogelijke verstoring van fauna door verlichting ten onrechte niet onderzocht.

2.25.1. Het college betoogt dat de verlichting binnen de inrichting niet leidt tot verstoring van de fauna in de omgeving. In dat verband brengt het college onder meer naar voren dat het gebruik van de verlichting rond het circuit slechts is aangevraagd tot 21.00 uur en dat de hoogte van de lichtmasten en van de omliggende beplanting zodanig is, dat er geen directe uitstraling van verlichting naar de omgeving zal plaatsvinden. Het college verwijst daarbij tevens naar het natuuronderzoek dat bij de aanvraag is gevoegd. Daarnaast wijst het college op vergunningvoorschrift 1.7.

2.25.2. In voorschrift 1.7 is bepaald dat de verlichting van gebouwen en open terrein van de inrichting zodanig moet zijn uitgevoerd dat directe lichtinstraling op lichtdoorlatende openingen van woon- en slaapvertrekken, in gevels of daken van niet tot de inrichting horende woningen wordt voorkomen. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit voorschrift een toereikende bescherming biedt tegen hinder door directe lichtinstraling bij woningen van derden.

Ten aanzien van de gevolgen van het gebruik van verlichting voor de fauna overweegt de Afdeling dat volgens het natuuronderzoek de lichtmasten rond het circuit lager zijn dan de omliggende beplanting en er daarom geen directe lichtuitstraling is naar de omgeving. Buiten het circuit is daarvan volgens het onderzoek geen lichthinder te verwachten. Daarnaast zijn volgens dit onderzoek geen negatieve effecten te verwachten voor beschermde diersoorten die op het circuit zelf voorkomen, onder meer omdat de verlichting uiterlijk tot 21.00 uur gebruikt wordt en gedurende een deel van het jaar daarom weinig of geen verlichting wordt gebruikt. Mede gezien hetgeen hierover in het deskundigenbericht is vermeld, ziet de Afdeling geen grond om in zoverre aan de juistheid van het natuuronderzoek te twijfelen. Voorts is op grond van hetgeen de Stichting Vrienden en Gmf hierover naar voren hebben gebracht niet aannemelijk geworden dat het gebruik van verlichting elders in de inrichting negatieve gevolgen zal hebben voor de fauna. Gelet op het voorgaande heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet hoeft te worden gevreesd voor verstoring van fauna door het vergunde gebruik van verlichting binnen de inrichting.

Deze beroepsgronden falen.


zaaknummer: 200901088/1/M1
datum van uitspraak: woensdag 18 november 2009
tegen: het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland

Hieronder de relevante passages uit de uitspraak.

Bij besluit van 24 december 2008 heeft het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland (hierna: het dagelijks bestuur) maatwerkvoorschriften gesteld voor de inrichting van de Hazerwoudse Tennis Club aan de Ten Katestraat 34 te Hazerswoude-Rijndijk.

2.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) voorkomt degene die een inrichting drijft en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door het in werking zijn dan wel het al dan niet tijdelijk buiten werking stellen van de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, die gevolgen of beperkt die voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder h, van dit artikel wordt onder het voorkomen of beperken van het ontstaan van nadelige gevolgen voor het milieu als bedoeld in het eerste lid verstaan het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van lichthinder. Ingevolge het derde lid van dit artikel kan het bevoegd gezag met betrekking tot de verplichting bedoeld in het eerste lid maatwerkvoorschriften stellen voor zover het betreffende aspect bij of krachtens dit besluit niet uitputtend is geregeld. Deze maatwerkvoorschriften kunnen mede inhouden dat de door de inrichting te verrichten activiteiten worden beschreven alsmede dat metingen, berekeningen of tellingen moeten worden verricht ter bepaling van de mate waarin de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt. Ingevolge artikel 4.113, eerste lid, van het Activiteitenbesluit is de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht uitgeschakeld:
a. tussen 23.00 uur en 07.00 uur; en
b. indien er geen sport beoefend wordt noch onderhoud plaatsvindt.

Ingevolge het tweede lid van dit artikel is het eerste lid niet van toepassing op dagen of dagdelen in verband met:
a. de viering van festiviteiten die bij of krachtens een gemeentelijke verordening zijn aangewezen, in de gebieden in de gemeente waarvoor de verordening geldt;
b. de viering van andere festiviteiten die plaatsvinden in de inrichting, waarbij het aantal bij of krachtens een gemeentelijke verordening aan te wijzen dagen of dagdelen niet meer mag bedragen dan twaalf per kalenderjaar;
c. door het bevoegd gezag aangewezen activiteiten in een inrichting anders dan festiviteiten als bedoeld in onderdeel b, waarbij het aantal aan te wijzen dagen of dagdelen gebaseerd op dit artikel tezamen niet meer bedraagt dan twaalf dagen per kalenderjaar.

2.2. Bij het bestreden besluit heeft het dagelijks bestuur de volgende maatwerkvoorschriften gesteld:
3.1.1. De maximale verticale lichtsterkte van 10 Lux op de van een lichtdoorlatende opening voorziene gevel van woningen van derden en de lichtsterkte van 10.000 Candela per armatuur mogen niet worden overschreden.
3.1.2. Toetsing van lichthinder moet plaatsvinden overeenkomstig bijlage 3 van de "algemene richtlijn betreffende lichthinder, deel 1: algemeen en grenswaarden voor sportverlichting, en de aanvullingen op deel 1 zoals deze zijn opgenomen in de delen 2, 3 en 4" van de NSSV; een meetinstrument moet voldoen aan de eisen van bijlage 4 van de richtlijn; de meethoogte bedraagt 1 meter 80 voor een vensteropening van een woning.

2.3. [appellanten] stellen dat in het maatwerkvoorschrift onvoldoende rekening wordt gehouden met lichtoverlast die door de omwonenden wordt ervaren en met de zorgplicht van de tennisvereniging om lichthinder te voorkomen of, als dit niet mogelijk is, deze zoveel mogelijk te beperken. Ze stellen in dat kader dat de door het college gehanteerde richtlijn van de NSSV niet van toepassing is op een situatie als de onderhavige, waarin de afstand van de lichtbron tot de bebouwing 5 tot 13 meter is. Volgens [appellanten] mag de verlichting alleen gericht zijn op het tennispark en niet direct op de groenstrook en hun tuin. Verder stellen ze dat het gewenst is dat er een aanvullend onderzoek plaatsvindt naar de schadelijkheid van de lichtbelasting voor de omwonenden en dat als er geen aanvullend onderzoek wordt ingesteld, de Hazerwoudse Tennis Club een maximale inspanning levert om de overlast tot een minimum te beperken, bijvoorbeeld door het plaatsen van een groene haag rondom het tennisveld van minimaal 2 meter. Tot slot betogen [appellanten] dat de nachtelijke norm moet worden toegepast en dat de norm niet moet worden verruimd naar 12 dagen vrijstelling.

2.3.1. Het dagelijks bestuur stelt dat het de maatwerkvoorschriften heeft gebaseerd op de "Algemene richtlijn betreffende lichthinder, deel 1, Algemeen en Grenswaarden voor sportverlichting (1999)" van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (hierna: de richtlijn). Volgens het dagelijks bestuur kan via de ontwikkelde grenswaarden op geobjectiveerde wijze worden bepaald of al dan niet sprake is van lichthinder. Als de lichtmasten voldoen aan de gestelde lichtnorm is er voor het dagelijks bestuur geen aanleiding aanvullende voorzieningen te eisen. De omgeving van de tennisbaan, die als stedelijk gebied wordt aangemerkt, is volgens het dagelijks bestuur niet bij verordening, bestemmingsplan of beleidsregel aangewezen als een tegen lichthinder te beschermen landschap. Het dagelijks bestuur betoogt dat voor de nachtperiode geen lichtnorm gesteld hoeft te worden, omdat in die periode ingevolge artikel 4.113 van het Activiteitenbesluit de verlichting niet ingeschakeld mag zijn, tenzij sprake is van een van de in dat artikel genoemde uitzonderingen.

2.3.2. Het dagelijks bestuur heeft bij het beoordelen van de lichthinder de richtlijn als toetsingskader gehanteerd. In de richtlijn is niet vermeld dat deze niet van toepassing is als de afstand tussen de lichtbron en het punt waarop moet worden gemeten kleiner is dan een bepaalde afstand. In zoverre is er dus geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur de richtlijn in dit geval niet als uitgangspunt voor de beoordeling van lichthinder heeft mogen hanteren.

2.3.3. In de richtlijn worden grenswaarden aanbevolen voor lichtemissie van een verlichtingsinstallatie voor sportaccommodaties ter voorkoming van lichthinder voor omwonenden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in een dag- en avondperiode, een nachtperiode en in vier soorten omgevingzones, te weten "E1 natuurgebied", "E2 landelijk gebied", "E3 stedelijk gebied" en "E4 stadscentrum/industriegebied". Uit bijlage 3 van de richtlijn blijkt dat deze grenswaarden niet gelden op ieder punt buiten de inrichting maar enkel ter plaatse van gevels.

2.3.4. Het dagelijks bestuur heeft het gebied rondom de tennisbaan aangemerkt als stedelijk gebied, ofwel zone E3, als bedoeld in de richtlijn. De Afdeling ziet, mede gelet op het deskundigenbericht, geen aanleiding voor het oordeel dat dit niet juist is. Nu de grenswaarden in maatwerkvoorschrift 3.1.1 overeenkomen met de in de richtlijn aanbevolen grenswaarden voor een stedelijk gebied in de dag- en avondperiode, heeft het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het maatwerkvoorschrift een toereikend beschermingsniveau biedt wat lichthinder aangaat. Voor zover het beroep van [appellanten] inhoudt dat de maatwerkvoorschriften een hoger niveau van bescherming zouden moeten bieden, faalt dit dan ook.

2.3.5. Ten aanzien van de nachtperiode overweegt de Afdeling dat de buitenverlichting ingevolge artikel 4.113, eerste lid, van het Activiteitenbesluit in die periode moet zijn uitgeschakeld. Het tweede lid van dit artikel maakt daarop enkele uitzonderingen mogelijk, onder meer voor door het bevoegd gezag aangewezen activiteiten in de inrichting, waarbij het aantal aan te wijzen dagen of dagdelen gebaseerd op dit artikel tezamen niet meer bedraagt dan twaalf dagen per kalenderjaar. Gelet op het deskundigenbericht acht de Afdeling het aannemelijk dat met name door de geringe afstand van de lichtmasten tot woningen van derden het moeten voldoen aan een grenswaarde van 2 lux met zich zal brengen dat van de tennisbanen geen gebruik kan worden gemaakt in de nachtperiode. Het opleggen van een dergelijke grenswaarde voor de nachtperiode, zoals door [appellanten] gewenst, zal er dan ook op neer komen dat van de in artikel 4.113, tweede lid, van het Activiteitenbesluit gecreëerde mogelijkheid om incidenteel ook in de nachtperiode activiteiten in de inrichting toe te staan, geen gebruik kan worden gemaakt. Het dagelijks bestuur heeft zich gezien het vorenstaande niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat moet worden afgezien van het stellen van een grenswaarde van 2 lux voor de nachtperiode. Het beroep faalt ook in zoverre.

2.3.6. Het beroep is ongegrond.





Mogelijkheden aanpak lichthinder

Voor de aanpak van lichthinder zijn richtlijnen van het NSVV voorhanden. Dat lichthinder middels het vergunningen instrument te regelen is, is ons eerder al duidelijk geworden. Maar wat houden die richtlijnen nu in en welke bronnen zijn hierin opgenomen.

Richtlijnen lichthinder
De Commissie Lichthinder van de NSVV, de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde, heeft voor lichthinder normen vastgesteld. Daartoe heeft men verschillende verlichtingstoepassingsgebieden en groepen van gehinderden in beschouwing genomen. Zo ontstonden er normen ter beperking van bepaalde activiteiten en gewenste & ongewenste effecten. Deze normering is gericht op het stellen van grenswaarden waaraan maximaal of minimaal voldaan moet worden. Een norm is een gezamenlijke afspraak om dingen gemakkelijker te maken. Een norm is geen wet. Behalve als een overheid, principaal of opdrachtgever de norm in zijn wet, bestek of instructie voorschrijft.

De algemene richtlijnen betreffende lichthinder bestaan nu nog uit 4 delen:
· Deel 1 algemeen en grenswaarden voor sportvelden
· Deel 2 terreinverlichting
· Deel 3 aanstraling van gebouwen en objecten buiten
· Deel 4 reclameverlichting
Deel 5 (openbare verlichting) en deel 6 (assimilatiebelichting) volgen nog. De richtlijnen kunnen worden besteld via de website van het NSVV.

Lichthinder
Het ten gevolge van een buitenverlichtingsinstallatie ontstaan van ongewenste visuele neveneffecten, bij meer dan een nader bepaald percentage van personen, buiten de groep van personen waarvoor de verlichtingsinstallatie oorspronkelijk bestemd is. Lichthinder dat buiten optreedt van bronnen binnen is niet geregeld in de richtlijnen.

Gehinderden zijn:
· omwonenden (een ieder die zich op een vaste plaats bevindt en gedurende langere tijd wordt blootgesteld aan lichtinval van installaties) zoals bewoners en medewerkers van omliggende bedrijven
· weggebruikers zoals automobilisten, wandelaars, fietsers
· waarnemers van wegsignalering zoals machinisten
· schippers
· astronomen
· dieren en alles wat groeit

Normen
De normen gelden per ecologische zone. Dit zijn:
· E1: natuurgebieden met zeer lage omgevingshelderheid. Voor de definitie wordt uitgegaan van de vastgelegde Ecologische Hoofdstructuur door de rijksoverheid;
· E2: gebieden met een lage omgevingshelderheid. In het algemeen buitenstedelijke en landelijke woongebieden;
· E3: gebieden met een gemiddelde omgevingshelderheid. In het algemeen woongebieden;
· E4: gebieden met een hoge omgevingshelderheid. In het algemeen stedelijke gebieden gecombineerd met woon- en industriegebieden met intensieve nachtelijke activiteiten.

Algemeen
Grenswaarden voor de lichtemissie van een verlichtingsinstallatie voor sportaccommodaties, terreinen, aanlichting, reclame, openbare verlichting en assimilatiebelichting ter voorkoming van lichthinder voor omwonenden.



Grenswaarden voor de gemiddelde luminantie van het aangestraalde deel van gevels en objecten.
 
 


Bescherming tbv observatoria
Maximale waarden voor de hoeveelheid licht die door een armatuur of lamp rechtstreeks naar boven mag worden uitgestraald ten opzichte van de totale hoeveelheid uitgestraald licht.











 Minimale afstand tussen de zone van het observatorium en de volgende zone.











Reclame
Grenswaarden voor de maximaal toegestane gemiddelde oppervlakteluminantie van reclameborden en reclameobjecten.

 
 



Samenvatting van de parameters per brontype en soort gehinderde

Overzicht met de van toepassing zijnde objectief te bepalen parameters voor de verschillende delen.







 





E = verlichtingssterkte op een bepaald oppervlak in lux
Ev = verticale verlichtingssterkte op een gevel of waarnemer in lux
I = lichtsterkte van een armatuur of lamp in een bepaalde richting in candela
L = luminantie van een armatuur of oppervlak in een bepaalde richting in cd/m2
ULR = Upward Light Ratio, de door een armatuur direct naar boven uitgestraalde hoeveelheid licht in de positie waarvoor deze is ontworpen, in verhouding tot de totaal door de armatuur uitgestraalde hoeveelheid licht
TI = Treshold Increment, verhoging van de visuele contrastdrempel in %
T = kleurtemperatuur in K

maandag 1 november 2010

Herziening richtlijn openbare verlichting, beleidskeuze

Hoewel de nieuwe Richtlijn Openbare Verlichting pas in 2011 verschijnt, is het hoofdstuk beleidkeuze nu openbaar gemaakt en kan dus nu al toegepast worden.

De laatste versie van de NPR is van mei 2002. Dat is minder dan 10 jaar geleden. Waarom al een nieuwe versie? Nieuwe ontwikkelingen hebben een nieuwe versie noodzakelijk geacht: voortschrijdende techniek, maar ook nieuwe inzichten over de negatieve effecten van verlichting maken een nieuwe uitgave wenselijk.

De openbare verlichting met elektrische verlichting is nu ruim 100 jaar oud. De kennis erover is nog relatief nieuw en de huidige manier van verlichting is door techniek en door voortschrijdend inzicht gestuurd. Toch zijn er ook toevallige omstandigheden die bepalen hoe er verlicht wordt. Als we kijken hoe er in Europa verlicht wordt dan zien we grote verschillen. Je hoeft de grens naar België of Duitsland maar over te gaan en je ziet dat op alle fronten: in kleur licht, in hoeveelheid licht op de weg, in aantallen masten, in soort lampen en in gebruikte wattages.

In Nederland proberen we voorop te lopen met invoeren van de nieuwste kennis en technieken. Deze richtlijn is daar dan ook de weerslag van. Of over een aantal jaren ook deze richtlijn weer vervangen zal worden weten we niet, maar lijkt wel waarschijnlijk.

De algemene lijn is dat er steeds meer ‘licht op maat’ gemaakt wordt. Dat betekent dat de richtlijn steeds complexer wordt aangezien elke situatie verschillend is. Daarnaast betekent dat ook dat dit instrument niet blindelings gevolgd moet worden, maar dat het een bron is waaruit de kennis te halen is die nodig is om een goed ontwerp te maken. Het ontslaat een overheid en ook een ontwerpbureau niet van de plicht om zelf na te denken.

Nieuw in deze richtlijn is het onderdeel ‘beleidskeuze’. De richtlijn gaat uit van een te verlichten situatie en geeft richting in de gewenste lichtkwaliteit. Er zijn echter veel situaties waar om verschillende redenen gekozen kan worden voor alternatieve verlichtingsvormen of zelfs niet verlichten. Om de keuze hiervoor te bepalen is behoefte gebleken aan praktisch hanteerbare handvatten, die de beleidsmaker helpen bij het maken van een keuze.


Deze richtlijn is bedoeld voor beheerders, zoals Rijkswaterstaat, provincies, gemeenten en waterschappen, dan wel personen en organisaties die deze beheerders ondersteunen. Daar waar gesproken wordt over ‘de beheerder’ wordt gedoeld op deze doelgroepen.

lees hier het gehele document en de bijlagen (beslisbomen)


vrijdag 29 oktober 2010

Aanpak Lichthinder in Amsterdam

Interprovinciaal Overleg (IPO) publiceert Handboek licht/donker
28 oktober 2010 - Communicatie

In opdracht van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is in 2009 het project ‘Lichtvervuiling en donkertebescherming' uitgevoerd. Het handboek licht/donker is daarvan het eindproduct.

Het handboek licht/donker richt zich op beleid en uitvoeringsinstrumenten voor provincies. Voor gemeenten is het een nuttige informatiebron bij het opstellen van gemeentelijk beleid, verordeningen of bestemmingsplannen en het eventueel opleggen van maatwerk op basis van het Activiteitenbesluit. In veel gevallen zal samenwerking met de provincie nodig of wenselijk zijn.

Integrale lichtvisie Amsterdam
Het Handboek gaat specifiek in op de Amsterdamse integrale lichtvisie: "De gemeente Amsterdam is voorloper als het gaat om de aanpak van overbodige verlichting en overbodig energiegebruik. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO), de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB) en de stadsdelen. Hun aanpak is creatief, verrassend en inspirerend, zowel voor andere gemeenten als voor provincies. Eén van de ondernomen acties is het sturen van een brief naar bedrijven. Deze brief is opgenomen in bijlage III. Tevens is in deze bijlage een deel van de Verlichtingsvisie van Amsterdam te vinden.”

InfoMil Nieuws van oktober 2010
Beleidsmedewerker Patrick Teunissen van DMB reageert in InfoMil Nieuws: “Vorig jaar maakten we al een close-up foto van 500 bedrijven die hinderlijk licht verspreiden. Ondernemers ontvingen een brief met een confronterende foto van hun eigen bedrijf. Wij vroegen ze na te gaan of er zoveel verlichting nodig is en of die altijd aan moet.” Naar aanleiding van de vele positieve reacties, herhaalt de gemeente de actie en legt nog eens 1.300 bedrijven vast op de gevoelige plaat. Amsterdam nam ook de eigen openbare verlichting onder de loep. “Tot voor kort hebben we ons nooit afgevraagd hoe lang dit gemeentegebouw verlicht moest worden. En of het nodig is om het hele pand te verlichten of dat een element ervan voldoende is. Hieruit is winst te halen, waarbij je natuurlijk wel andere aspecten moet afwegen. Zoals sociale veiligheid en toerisme. Voor het Paleis op de Dam gelden dan andere criteria dan voor bijvoorbeeld een gemeentegebouw in een woongebied.”

Amsterdams plan van aanpak
Dit najaar verschijnt een integrale lichtvisie van de gemeente Amsterdam. Het plan van aanpak is opgenomen in het Handboek Licht/Donker. Op basis van een hemelhelderheidkaart en een luchtfoto van de stad ‘by night’ onderzoekt de gemeente welke maatregelen mogelijk zijn in openbare verlichting en bij bedrijven.

Meer informatie over de Amsterdamse praktijk vindt u in het Handboek Licht / Donker.


link naar website

donderdag 26 augustus 2010

Lichthinder onder het Activiteitenbesluit

In het kader hiervan verwijs ik naar de antwoorden die op internet zijn te vinden van het VNG en Infomil, maar zeker ook naar hoofdstuk 5 van het Handboek licht/donker van IPO. Hierin is heel duidelijk aangegeven hoe de Wet milieubeheer het thema lichthinder regelt. Het handboek vind je hier.

Vraag 
Hoe kan lichthinder of de bescherming van het donkere landschap worden gereguleerd onder het Activiteitenbesluit?

Zowel op de site van Infomil als op de site van VNG is een antwoord te vinden.

Antwoord infomil
Lichthinder en de bescherming van het donkere landschap kunnen gereguleerd worden op grond van de zorgplicht.

Lichthinder
Onder de zorgplicht met betrekking tot lichthinder valt het voorkomen dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, tot een aanvaardbaar niveau beperken van hinderlijke lichtverschijnselen voor omwonenden als gevolg van lichtinstallaties, toestellen, windturbines, gebouwen of werkzaamheden. Verlichting kan voor omwonenden hinder veroorzaken.

Verlichting kan voor omwonenden hinder veroorzaken. Vaak wordt overlast veroorzaakt door schijnwerpers die zijn geplaatst als inbraakpreventie of door lichtbakken voor reclamedoeleinden. Door schijnwerpers of armaturen zorgvuldig af te stellen en te richten kunnen klachten veelal worden verholpen. Naast de intensiteit van directe en indirecte lichtinstraling kan er ook door knipperen, flikkeren of kleur hinder door verlichting ontstaan.

Gezien het feit dat lichthinder een zeer locatiegebonden probleem is, vraagt dit om lokaal maatwerk. In de praktijk blijkt dit ook goed te werken. Knelpunten worden over het algemeen in goed overleg tussen bevoegd gezag en inrichting opgelost. Voor de vaststelling of er sprake is van hinder is geen universele definitie van het begrip «lichthinder» beschikbaar. Wel kunnen de «Algemene Richtlijnen betreffende lichthinder» van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) als uitgangspunt worden gehanteerd.

In de uitspraak ABRvS 200404986/1, d.d. 9 februari 2005, heeft de Afdeling positief geoordeeld over door het bevoegd gezag middels nadere eis op basis van voorschrift 4.5.1 van het Besluit HSR opgelegde normen voor de verticale verlichtingssterkte en de lichtsterkte bij de dichtstbij gelegen woonbebouwing. Vervolgens zijn er voorzieningen opgelegd die nodig zijn om aan de gestelde normen te voldoen. Bij het opleggen van deze nadere eis heeft het bevoegd gezag zich gebaseerd op de "Algemene richtlijn betreffende lichthinder" van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV).

Lichthinder kan ook worden beperkt door een gebruiksafspraak tussen de gehinderden en de gebruiker van de installatie. Het bevoegd gezag kan zo nodig bij maatwerkvoorschrift een gebruiksafspraak tussen de gehinderden en de gebruiker van de installatie vastleggen.

Bij de activiteit "het bieden van gelegenheid voor het beoefenen van sport" is in artikel 4.113 een voorschrift opgenomen m.b.t. de tijden waarop verlichting ten behoeve van sportbeoefening op sportterreinen dient te zijn uitgeschakeld. Met dit voorschrift is voor deze activiteit het aspect uitschakelen van de sportverlichting uitputtend geregeld. Dit betekent onder meer dat het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift geen andere tijden kan opleggen waarop de verlichting uitgeschakeld moet zijn.

Wel blijft de zorgplicht van toepassing op de wijze waarop de verlichting wordt uitgevoerd, omdat omtrent dat aspect het besluit geen voorschriften stelt.

Windturbines kunnen slagschaduwen en schittering veroorzaken. Door de juiste coating, frequentie en zo nodig stilstandvoorzieningen kan dit voorkomen of in elk geval beperkt worden tot een aanvaardbaar niveau.

Bescherming van het donkere landschap
Onder de zorgplicht valt eveneens het beschermen van de duisternis en het donkere landschap in door het bevoegd gezag aangewezen gebieden. Indien er een dergelijke beleidsregel, verordening of bestemmingsplan van rijk, provincie of gemeente bestaat, kan het bevoegd gezag door middel van een maatwerkvoorschrift maatregelen of voorzieningen opleggen om de duisternis en het donkere landschap te beschermen. Ook in dit geval kunnen de bovengenoemde NSVV richtlijnen worden gebruikt als richtsnoer.

In de Wet milieubeheer wordt onder de gevolgen voor het milieu onder andere gevolgen voor het fysieke milieu gezien vanuit het belang van de bescherming van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden verstaan (art. 1.1 lid 2 Wm). De Wm heeft dus ook de bescherming van de duisternis en het donkere landschap tot doel. Het bevoegd gezag kan op basis van de zorgplicht van artikel 2.1 een maatwerkvoorschrift stellen met betrekking tot de te treffen maatregelen of voorzieningen ter bescherming van de duisternis en het donkere landschap, indien de inrichting is gelegen in een gebied waarvoor in een beleidsregel, verordening of een bestemmingsplan eisen ten aanzien van de bescherming van de duisternis of het donkere landschap zijn vastgesteld. Er bestaat overigens geen meet- en onderzoeksverplichting voor de drijver van de inrichting.

Antwoord VNG
Artikel 2.1 Activiteitenbesluit, tweede lid, onder h en q geeft hier handvatten voor. · Onderdeel h geeft aan dat: Een drijver van een inrichting de zorgplicht heeft voor het voorkomen, dan wel zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaarbaar niveau te beperken, van lichthinder. · Onderdeel q geeft aan dat: Het bevoegd gezag de mogelijkheid heeft tot het beschermen van de duisternis en het donkere landschap in door bevoegd gezag aangewezen gebieden. Hoe ga ik hier mee om als gemeente? Indien er hinder is vanwege licht door een inrichting, dan kan een gemeente op basis van artikel 2.1, tweede lid, onderdeel h hier tegen optreden. Hiertoe kan de gemeente een maatwerkvoorschrift vaststellen (voor zover dit aspect niet elders in het besluit uitputtend is geregeld, zie artikel 2.1, derde lid) . Een voorbeeld van een onderdeel dat uitputtend is geregeld zijn de tijdstippen waarop de verlichting bij sportvelden uitgeschakeld zijn. Lid h van artikel 2.1 is meer toegespitst op hinder die kan worden ervaren door omwonenden. Dit zal dus meer in stedelijke gebieden voorkomen. Indien een gemeente de donkerte van het landschap als geheel wil beschermen, dan kan men onderdeel q van arikel 2.1, tweede lid, Activiteitenbesluit toepassen. Dit zal meer het geval zijn in landelijke gebieden waar wellicht geen direct omwonenden zijn die hinder ondervinden van de lichtbronnen, maar waar wel een wens is om een donker landschap te beschermen. In onderdeel q staat beschreven dat het bevoegd gezag hiertoe wel eerst gebieden aan moet wijzen. Het bevoegd gezag is in het Activiteitenbesluit gedefinieerd als het College van b & w. De toelichting van het Activiteitenbesluit geeft als mogelijke wijze om een gebied aan te wijzen een beleidsregel, een verordening, of een bestemmingsplan aan. In overleg met het ministerie van VROM raden wij aan om hiervoor gebruik te maken van een beleidsregel. Een verordening (zoals de APV) en een bestemmingsplan worden immers door de gemeenteraad vastgesteld, waarmee wordt gekozen door een ander bevoegd gezag dan is bedoeld in onderdeel q van artikel 2.1, tweede lid. Een beleidsregel kan zowel door een gemeenteraad als wel door het college van b & w worden vastgesteld. Wij raden aan om dit te laten vaststellen door het college, om te kunnen voldoen aan de eisen van onderdeel q met betrekking tot het bevoegd gezag.

donderdag 12 augustus 2010

Bedrijvenlijst 'licht'

Een rondvraag bij een aantal beheerders van de openbare verlichting in onze regio leverde een shortlist van bedrijven op, die zich bezighouden met het onderwerp 'Licht'. Gevraagd is om aan te geven met welke fabrikanten en adviesbureaus de gemeenten samenwerken. Het resultaat is hieronder aangegeven. Ik heb bewust geen waarde-oordeel gekoppeld aan de bedrijvenlijst.

Adviesdiensten:
- Nobra Technisch Adviesbureau
- Hoogveldgroep
- Tauw
- Spectrum

Fabrikanten:
- Avalite
- Hoogearts
- Indal
- Industrielicht
- Innolumis
- KS
- Ledexpert
- Light international
- Lighttronics
- Phayton
- Philips
- Ruud lighting
- Schréder
- Uniquelights


Naast de shortlist kreeg ik nog een link toegestuurd met daarop een overzicht van nog meer bedrijven. Op de website van straatbeeld.nl staat een uitgebreidere lijst, zie:
http://www.straatbeeld.nl/leveranciers/openbare-verlichting

Lichthinder in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

Naar aanleiding van de vraag van Twan van den Broek van de gemeente Veghel heb ik van een aantal gemeenten de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) gescand op lichtgerelateerde voorschriften. Conclusie is dat ten aanzien van reclame uitingen beperkt voorschriften worden opgenomen, maar wel dat de meeste gemeenten een voorschrift ten aanzien van het langer aanhouden van verlichting van sportvelden in de APV hebben opgenomen. Hieronder in het kort de bevindingen.

Van de gemeente Landerd, Eindhoven, Stadskanaal, Wageningen, Rotterdam, Veghel, Uden, Geldrop/Mierlo, Oss, Lelystad en Tholen zijn de APV’s onderzocht. Een aantal gemeenten hebben een algemeen voorschrift dat regelt dat het verboden is om aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren die zichtbaar is vanaf de weg. Een voorbeeld van een artikel is hieronder opgenomen:

Artikel Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.
Het is verboden om op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.
Het college is bevoegd nadere regels te geven met betrekking tot aard, plaats, afmetingen, vormgeving, kleur en intensiteit van verlichting van reclames.
In de in het vierde lid bedoelde nadere regels kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende gebieden van de gemeente, tussen soorten van bebouwing alsmede tussen soorten van gebruik van bebouwing, erven en terreinen.


Ten aanzien van de verlichting van sportvelden tijdens festiviteiten is in een aantal APV’s aangegeven dat de verlichting langer dan tot 23.00 uur aan mag blijven, zoals is gesteld in het Activiteitenbesluit. Hieronder de betreffende artikelen uit de APV en het betreffende voorschrift uit het Activiteitenbesluit.

Artikel Aanwijzing collectieve festiviteiten
De beperking met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening op sportterreinen, artikel 4.113, lid 1 van het Besluit , geldt niet voor door burgemeester en wethouders per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer kernen en/of wijken van de gemeente.

Artikel Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten, waarbij artikel 4.113 lid 1 van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld.
Burgemeester en wethouders stellen een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.


Activiteitenbesluit
§ 4.8.5 Bieden van gelegenheid voor het beoefenen van sport
Artikel 4.113
1. De verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht is uitgeschakeld:
a. tussen 23.00 uur en 07.00 uur; en
b. indien er geen sport beoefend wordt noch onderhoud plaatsvindt.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op dagen of dagdelen in verband met:
a. de viering van festiviteiten die bij of krachtens een gemeentelijke verordening zijn aangewezen, in de gebieden in de gemeente waarvoor de verordening geldt;
b. de viering van andere festiviteiten die plaatsvinden in de inrichting, waarbij het aantal bij of krachtens een gemeentelijke verordening aan te wijzen dagen of dagdelen niet meer mag bedragen dan twaalf per kalenderjaar;
c. door het bevoegd gezag aangewezen activiteiten in een inrichting, anders dan festiviteiten als bedoeld in onderdeel b, waarbij het aantal aan te wijzen dagen of dagdelen gebaseerd op dit artikel tezamen niet meer bedraagt dan twaalf dagen per kalenderjaar.
3. Een festiviteit of activiteit als bedoeld het tweede lid die maximaal een etmaal duurt, maar die zowel voor als na 00.00 uur plaatsvindt, wordt hierbij beschouwd als plaatshebbende op één dag.


Een laatste bijzonder artikel, die in alle APV's wel staat, is onderstaande. Hierin is vermeld dat het artikel dat de vergunningplicht van lichtreclame regelt, is vervallen. Wellicht dat dit te maken heeft met de invoering van het Activiteitenbesluit....

Artikel Vergunningsplicht lichtreclame
[ vervallen ]

dinsdag 13 juli 2010

Provinciaal Milieuplan 2011-2014

Het ontwerp Provinciaal Milieuplan ligt ter inzage. Hierin is ook aandacht besteed aan het thema licht. Hieronder staat de tekst uit dit plan voor zover betrekking op licht. Meer info en het gehele plan vind je op http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/milieu/milieu-informatie/ontwerp-provinciaal-milieuplan-ligt-ter-inzage.aspx
------------------------------------------

4.5 Licht
Noord-Brabant is een van de meest verlichte provincies van Nederland. De vele verspreid liggende steden, dorpen, bedrijventerreinen, sportvelden, het dichte wegennet, de glastuinbouw en de 24-uurs economie zorgen ervoor dat de provincie op steeds meer plekken verlicht wordt. De trend is dat er steeds meer verlichte plekken bijkomen. Donkere plekken worden steeds schaarser. Er moeten bewuste keuzes worden gemaak voor zowel lichte als donkere plekken. Het tegengaan van overbodige of ongewenste verlichting levert daarnaast een bijdrage aan de vermindering van het energiegebruik en de klimaatdoelstellingen.

4.5.1 Licht en gezondheid
Klachten die in verband worden gebracht met lichtbelasting zijn het verstoren van het waakslaapritme en hinder in de vorm van irritatie en ergernis. Het wegvallen van duisternis op plekken die met donkerte worden geassocieerd, zoals het platteland en natuurgebieden, wordt als ergernis ervaren. Het niet meer waarnemen van een heldere hemel, gevuld met sterren, wordt door mensen als een gemis ervaren. Lichtbronnen in de natuur kunnen een verstorende werking hebben op de groei van planten, het gedrag van dieren en de biodiversiteit, omdat sommige dieren lichtschuw zijn. Anderzijds kunnen lichtbronnen een positieve bijdrage leveren aan de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid.

4.5.2 Huidige toestand licht
Wettelijk kader:
In de wetgeving zijn geen specifieke doelen of normen ten aanzien van lichtvervuiling of donkertebescherming opgenomen.
- Bij vergunningverlening in de WM moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van lichthinder ter bescherming van duisternis en landschap, echter in afweging met de gewenste veiligheid op die locatie.
- In het “Besluit Glastuinbouw” en het “Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer” (Barim) zijn lichthinder en donkerbescherming expliciet genoemd, waaronder voorschriften voor glastuinbouw met assimilatieverlichting.
- Bij alle beheerplannen Natura 2000 is licht als mogelijke verstoringsfactor meegenomen in de toets of bestaande activiteiten negatief effect hebben op de instandhoudingsdoelstellingen.
- Zorgplicht in de Flora- en Faunawet kan leiden tot maatregelen bij lichtvervuiling en donkertebescherming bij afgeven vergunningen NB-wet.

Monitoring:
- Satellietkaart met hoeveelheid licht (te ontwikkelen).
- Duisterniscategoriënkaart (te ontwikkelen).

Hoe staan we ervoor?
Wettelijk bestaat er een aantal voorschriften voor lichthinder/-vervuiling. In onze rol van bevoegd gezag voldoen wij hieraan. In onze rol als wegbeheerder hebben we de afgelopen jaren al maatregelen getroffen, overigens voornamelijk in het kader van verkeersveiligheid en energiebesparing. Een compleet beeld op dit milieuthema ontbreekt echter vooralsnog. Het onderwerp heeft veel raakvlakken met andere provinciale belangen zoals energie- en milieubeleid, openbare verlichting provinciale wegen, natuurbescherming, ruimtelijke ordening, gezondheid en veiligheid. In de Brabantse beheersplannen voor Natura2000-gebieden wordt aandacht besteed aan licht en donkerte.

Veroorzakers:
- Openbare verlichting.
- Glastuinbouw.
- Bedrijventerreinen en sportvelden.

4.5.3 Ambitie provincie
- Bescherming duisternis koppelen aan stiltegebieden.
- Ondersteunen innovatieve oplossingen om verlichting in natuurgebieden te verminderen.
- Zoeken naar energiezuinige en andere bronnen van verlichting.
- Het tegengaan van hinderlijk licht zoals assimilatieverlichting glastuinbouw.

4.5.4 wat gaan we doen in 2011-2014
- Vergunningverlening NB-wet.
- Omvang licht regelen in Natura 2000-beheerplannen.
- Bij nieuwvestiging glastuinbouw in projectvestigingsgebieden moeten bedrijven direct voldoen aan Besluit Glastuinbouw, die voor andere bedrijven per 2014 ingaan .
- Richtlijnen opstellen voor gewenste donkerte en tegengaan lichthinder.


Geef via onderstaande knoppen je reactie ...